Geertruida Maria Klarenbeek

Ouders: Jacobus Klarenbeek en Josephina Josina Ram
Roepnaam: Trui
Geboorte: 13 april 1908, Utrecht – Utrecht
Huwelijk: 10 oktober 1934, Utrecht – Utrecht
Huwelijkspartner: Johannes Antonius Versteegen
Overlijden: 13 juni 1994, Utrecht – Utrecht
Beroep: Eigenaresse schoenenwinkel, schoenmakerij

 

Tenslotte de bevrijding. Prachtig en het hele land vierde feest. Zelfs een flink aantal Duitsers was blij dat het afgelopen was en ze weer terug konden keren naar hun gezinnen. Misschien als goedmakertje, uit oprechte spijt, of om uiting te geven aan hun eigen opluchting, gaven de Duitsers bij vertrek chocolade aan omstanders, die aanschouwden hoe ze eindelijk vertrokken. Zo ook aan het oudste kind van Trui en Johannes. Die durfde het alleen niet op te eten, uit angst dat de Duitsers het vergiftigd hadden. Echt gevaar kwam er van de voedseldroppings, de pakketten vlogen dwars door daken, zo ook bij een paar buren verderop. Het kostte een mensenleven.

Verhalen uit de familie over de oorlogstijd

De man van Geertruida, Trui genoemd, was schoenmaker. Trui zag de oorlog aankomen en daarmee de schaarste en kocht grote partijen leer in. Daar maakte echtgenoot Johannes gedurende een flink deel van de oorlog schoenen van waarmee hij letterlijk de boer opging. De boeren hadden eten en dat werd zeker later in de oorlog in een stad als Utrecht schaars. Hij kon de schoenen ruilen tegen voedsel en voorzag zo zijn gezin van maaltijden. Soms was Trui echter niet zo te spreken over haar man. Die had een groot hart en als hij onderweg mensen tegenkwam die honger hadden, gaf hij nog wel eens een deel van het bemachtigde eten weg.

Zelf heeft ze ook risico genomen door een keer een jongeman te redden die op de vlucht geslagen was voor de Duitsers. Die zaten hem op de hielen toen hij bij de straat aankwam waar het gezin Versteegen woonde. Hij rende achter langs de huizen, die allemaal door schuttingen afgesloten tuinen hadden. In een laatste wanhoopspoging sprong hij over de schutting van de laatste tuin, de tuin van Trui en Johannes. Trui aarzelde geen moment en trok de arme jongen het huis in. Ze zette hem op een stoel in de slaapkamer, haalde het bed af en gooide het beddengoed over de jongeman en de stoel. De Duitsers hebben het huis doorzocht en wel onder het bed gekeken, maar gelukkig niet onder het beddengoed.

De radio. Die was er nog, maar stond natuurlijk niet op zijn plaats. Een radio in bezit hebben was al een risico, want je wilde niet betrapt, of zelfs maar verdacht worden van het luisteren naar de door de Duitsers als verkeerde zenders beschouwde kanalen. De radio werd dus ingegraven en wel in het kolenhok. Er waren geen kolen meer in de oorlog, dus diende het hok voor de opslag van andere spullen. Er werd een gat gegraven voor de radio, de aarde werd er weer overheen gestort en de spullen weer in het hok gezet. Of de radio nog gebruikt is, is niet bekend. Wel wisten de oudste twee kinderen dat deze begraven was en waar, maar wisten van elkaar niet dat ze die kennis hadden en hebben er dus de hele oorlog niet met elkaar over gesproken, er bang voor dat de ander zich zou verspreken.

Het volgende verhaal gaat over Johannes. Die werd door de Duitsers opgepakt van straat in een razzia om jonge gezonde mannen te verzamelen die dan in kampen te werk gesteld zouden worden. Daar had Johannes echter een andere mening over. Hij bleef niet netjes in de kar zitten, maar sprong er af en rende weg. Hij was sportief en een goede hardloper, dus de ontsnappingspoging is geslaagd.

Terug naar het schema