N e s j u m – S e y ð i s f j ö r ð u r
Vandaag op weg naar Seyðisfjörður, een rit van een krappe 250 km die ons een ruime 3 uur zou kosten. Maar we stoppen onderweg op verschillende prachtige plekken en nemen niet volledig de snelweg nummer 1 route, maar slaan af naar de weg met de naam Öxi Pass, weg 939. Deze weg gaat tot 532 meter hoogte, is een krappe 20km lang en schijnt buiten de zomer behoorlijk gevaarlijk te zijn. Omdat het weliswaar de afgelopen dagen flink heeft gewaaid, heeft het niet geregend en is het vandaag prachtig weer, ook zijn er geen waarschuwingen te vinden op de IJslandse sites, dus we gaan het gewoon doen. Uiteindelijk, via de weg 95 komt de weg uit bij Egilsstaðir een kleine plaats is met 2300 inwoners, is er wel van alles te doen en te vinden. Het is de grootste stad in de regio met een centrale ligging. Vanaf daar zullen we naar Seyðisfjörður rijden over weg 93.
De eerste stop is een vuurtoren met de naam Hvalnes, niet al te ver van Nesjum. Voordat we daar arriveren, hebben we de eerste tunnel genomen en al talloze schitterende landschappen voorbij zien komen. Maar voordat we daar aankomen, gebeurt het dan daadwerkelijk. We waren al allerlei waarschuwingsborden tegengekomen over de mogelijkheid van overstekende paarden, voetgangers, stenen die op je kop kunnen vallen en ook schapen die zich plotsklaps op de weg kunnen storten. Welnu, daar zijn ze dan, de schapen. Al het verkeer staat stil. Toeristen waarschijnlijk, want iedereen lacht zich rot en is vanuit de auto aan het fotograferen en filmen. Ik doe hetzelfde, Jens hangt slap van het lachen over het stuur en probeert toch nog langs de schapen te komen met een snelheid van Hedwich op krukken. Het begint met een drietal dapperen, maar als er een schaap op de weg is, … Het is hilarisch, ze gaan paniekerig naar een weiland wat verderop, dus wij kijken voornamelijk naar de achterwerkjes, die woest heen en weer wiegen boven de stijf gehouden achterpoten.
Even verderop zien we de vuurtoren al aan de horizon gloren, hij is dan ook vrij opvallend. Waarschijnlijk is het uitzicht vanaf de vuurtoren meer spectaculair dan de vuurtoren zelf, hoewel niet te ontkennen is dat de felle oranje kleur aantrekkelijk is voor de foto. Jens loopt nog een stukje langs de rotsen naar beneden richting de zee. Gelukkig komt hij heelhuids weer bij de vuurtoren aan. Het is vrij druk op de parkeerplaats, dus we zijn niet de enigen die redelijk bijtijds uit de veren zijn.
We rijden een paar kilometer en zien een spectaculair uitzicht, dat blijkt Lækjavik te heten. Gelukkig is er ook een parkeerplaats, dus Jens draait de smalle steile weg in en parkeert op mijn uitzichtpunt, hij loopt zelf verder naar een rots in zee, die vanaf land te beklimmen is. Hij is niet de enige, maar hij haalt niet de stunts uit die zijn voorgangers wel uithalen. Ik duim maar weer dat we niet een groot ongeluk te zien krijgen en dat lukt. Al glibberend weet ook de laatste persoon zich weer terug te begeven richting veiligheid. Het is te ver om camera’s te zien, maar ik gok maar zo, dat er wel een paar foto’s genomen zijn waar je absoluut je leven voor zou moeten wagen. Intussen schiet ik vanaf een heerlijke plek een paar foto’s van Jens uit de verte en van de zee die tegen andere grotere rotsblokken aan beukt. Het is nog steeds prima weer, beetje frisjes, maar niets dat een goede muts en lekkere bodywarmer niet kan verhelpen.
Als Jens terugkomt en we een paar slokjes thee genuttigd hebben, gaan we nu op pad richting lunchplek en een kunstwerk genaamd Eggin dat te zien is in het vissersplaatsje Djúpivogur. Het wordt saai, in de tekst, maar niet om te zien; de rit is wonderschoon. Over het kunstwerk waar we naar een tijdje karren dan eindelijk aankomen; de eieren zijn immens groot en van allerlei soorten steen gemaakt. Het moeten de eieren van IJslandse vogels voorstellen. Helaas slechts IJslandse namen van de vogels en de Latijnse namen. Een foto van de vogel in kwestie zou het kunstwerk wellicht interessanter gemaakt hebben. En dus, na een paar minuten, gaan we richting lunch. Vid Voginn zou een goed en betaalbaar restaurantje moeten zijn, dus die kiezen we uit. De ligging bij de haven is leuk, het restaurant oogt gezellig, de bediening is vriendelijk en het eten smaakt prima. Zelfgemaakte frietjes, een hamburger met uienjam, het gaat er goed in. We doen lekker rustig aan en genieten van het zonnige uitzicht. Af en toe valt er een druppeltje en de wind is nog niet helemaal gaan liggen, maar we zijn blij met het weer.
Met de magen goedgevuld richting weg 939, de volgens diverse websites gevaarlijke pas. We zijn benieuwd en zodra we het bord zien die de start van de route aangeeft, volgt een fotomoment. We hebben er hoge verwachtingen van en Jens zit met volle concentratie achter het stuur. Tenslotte willen we straks de auto weer heel inleveren bij de verhuurder en er zelf heelhuids afkomen is ook een diepe wens. De weg begint wat ruw, veel grint, maar verder niets bijzonders. Nou ja, de omgeving is overweldigend mooi en al snel zien we een bord dat een uitzichtpunt aankondigt. We stoppen op de parkeerplaats en zien een schitterende waterval met op de achtergrond besneeuwde hellingen. Foto’s, vele foto’s later stappen we weer in en je ziet Jens bijna denken, wanneer komen we nu bij het gevaarlijke stuk. Het enige gevaarlijke dat we tot nu toe tegenkomen is alle landschapspracht, gevaarlijk mooi en je loopt ernstig risico om je nek te verrekken.
We rijden een stuk omhoog en wat bochten door en vinden alweer een stop, volkomen terecht dat men hier kan stilstaan; prachtig! Na de nodige beeldvatting, we komen aan het einde van de vakantie op ca 1.000 foto’s, deze dag wordt zo langzamerhand een recorddag, weer op pad.
De weg begint te dalen en niet lang later zien we dat we beland zijn op weg 95. Geen gevaar tegengekomen dat ook maar enigszins met de weg te maken had. Ik merk een lichte teleurstelling bij Jens. Hij weet dan nog niet dat er in de laatste paar dagen van de vakantie nog genoeg gevaarlijks aan wegen aankomt.
Wat kan ik schrijven over weg 95. Misschien nog wel mooier dan de vorige weg. Deze weg is mooi aangelegd, geen hobbels en bobbels en hij loopt voornamelijk vlak. Langs felgekleurde landschappen, klaterende beekjes en wat opvalt; we zien weer bomen. Die hadden we de afgelopen vijf dagen niet meer gezien. Het landschap is, misschien mede hierdoor, lieflijk en vriendelijk.
In Egilsstadir wordt Klausturkaffi warm aanbevolen om er iets lekkers te nuttigen. Nu ligt dat restaurant helemaal niet in Egilsstadir, maar op een half uurtje rijden. Dat had ik bij de planning niet helemaal in de gaten. Eenmaal aangekomen is het wel de moeite waard. Ten eerste is een sanitaire stop noodzakelijk, ten tweede ziet het er heel leuk uit, met een gezellige inrichting en een mooi uitzicht. Er zijn twee buffetten, een hartig en een zoet buffet. We kunnen uit beide dingen proeven en dat is heerlijk. Het smaakt alsof het door oma gemaakt is, dus deze stop is niet heel goed voor de lijn. Jammer dat we nog best een rit te gaan hebben, het was fijn geweest om iets meer tijd te hebben, maar we moeten verder om niet per ongeluk in het donker nog op de weg te zitten. Je weet helemaal niet wat er nog oversteekt, of welke andere vertraging er mogelijkerwijze nog ontstaat.
Na weer bij route 95 aangekomen te zijn en deels door Egilsstadir gereden te zijn, komen we een elektronisch bord tegen waarop staat dat het ergens 4 graden onder nul is. We letten er niet zo erg op. Wat wel opvalt is dat we de helling op rijden. Het dal laten we steeds verder achter ons en als we dan plots aankijken tegen een witte wand en er naast de weg sneeuw verschijnt, weten waar dat bord op duidde. Het is route 93, de Seyðisfjarðarvegur we hadden nooit gezien dat die weg ook over een pas ging, maar dan wel ongeveer 100 meter hoger dan de Oxi, we komen op 620 meter uit. Gelukkig rijden we langs de sneeuw en niet er door. De weg is spatloos schoon en er valt niets uit de lucht.
We passeren een kleurig kunstwerk, dat heel surrealistisch in een wit totaal verlaten landschap totaal niet past en misschien juist daardoor indrukwekkend is. We zien later dat het wel bij Seyðisfjörður past. Het is een trendy plaatsje met zelfs een regenboogstraat, maar ook artistiek beschilderde huizen. We kijken erop vanuit de kamer in het Vith Lonith Guesthouse. Vanaf de sneeuw duiken we weer een dal in. Al snel wordt de omgeving groener en zien we het plaatsje liggen, mooi!
Het Guesthouse is fantastisch en een absolute aanrader. De kamer kan mogelijkerwijze niet schoner zijn, er is een prachtige badkamer met de enige ruime douchecabine die we in IJsland tegengekomen zijn. Een Dolce Gusto koffieapparaat en een trendy waterkoker staan zij aan zij op een al even moderne side table, de bijbehorende koffie en thee met stijl gedrapeerd op een plankje er onder. Alles aan de kamer is trendy en dit is de beste overnachtingsplek die we in IJsland gehad hebben als we kijken naar comfort. We maken er maar 1 nacht gebruik van, want morgen gaan we richting Húsavík.
Nog even een wandelingetje richting het meer en natuurlijk moet al het prachtigs op beeld vastgelegd worden. We besluiten niet te gaan eten, want we zitten nog vol van het buffet eerder op de dag. Jens krijgt het op zijn heupen en trekt enthousiast zijn fitnesskleding aan. Hij gaat een rondje rond het meer maken. Lang daarna komt hij terug, een rondje werd vijf omgangen en hij ploft hijgend op het bed neer. Respect! Ik heb ook getraind, ik heb cupjes Dolce Gusto gelift en een volle koffiebeker. Iedereen op zijn eigen niveau toch!? We gaan vroeg onder de wol, Jens neemt het bed, ik de bank. Morgen wacht ons een lange rit.
Extra informatie
De Öxi Pass route 939 gaat over de Breiðdalsheiði hoogvlakte en vormt samen met weg 95 een kortere route om naar Egilsstaðir te komen. Het alternatief, langs de hoofdsnelweg 1 is 60 kilometer meer om te rijden. Er staat een klein monument voor Hjálmar Guðmundsson die volgens de tekst een van de initiatiefnemers is voor de Öxi weg. Hij is geboren in Berufirði op 14 juni 1897. Er staat een gedicht op het monument dat door Google vertaald wordt als volgt: Hier stroomden onze oude rivieren, de eerste steen uit de weg leek weinigen te kunnen leiden, ze drongen dag en nacht vooruit.
De Route 93 (IJslands: Þjóðvegur 93), is genaamd Seyðisfjarðarvegur. De weg vormt een oost-westverbinding op het oosten van het eiland, van Egilsstaðir naar Seyðisfjörður, is 27 kilometer lang en voert over de 620 meter hoge bergpas Fjarðarheiði. Seyðisfjörður is van oudsher een belangrijk punt in de verbindingen tussen IJsland en Europa. In 1906 kwam de telegraaflijn uit Europa hier aan. Seyðisfjörður was tijdens de Tweede Wereldoorlog een basis van de Amerikanen en Britten. Er is in Seyðisfjörður de enige veerdienst tussen IJsland en Europa, via de Faeroër naar Denemarken. (van Wikipedia)
Kunstwerk Heavier Mountain, van Davíð fra Davíðsstaðir, een lokale kunstenaar. Het vertegenwoordigt de oorspronkelijke inwoners van Oost IJsland en hun verhouding tot de lange donkere winters. Oorspronkelijk stond er een TV op iedere kubus (12 stuks), maar nu resten slechts de kubussen. Het sterke statement is zeker overeind gebleven.
Het monument ligt ongeveer16 kilometer van Seydisfjordur.