Jeugd
Volgens de diverse bronnen begon Joannes zijn ontwikkeling niet heel veelbelovend. A.J. van der Aa schrijft in 1867 volgende hierover in het Biografisch Woordenboek der Nederlanden:
In zijne jeugd had men weinig verwachting van hem, op zijn tiende jaar toch kon hij naauwelijks lezen, op zijn veertiende kende hij de regelen der spraakkunst nog niet. Spoedig echter herstelde hij dit verzuim, toen hij onder Georgius Macropedius en Arnold Eijckens op de Hieronymiaansche school zijne letteroefeningen voortzette en voleindigde.
G. C. B. Suringar schrijft hier in zijn stuk ‘De twee eerste hoogleeraars in de geneeskunde te Leiden’ over:
In zijne geboorteplaats (Utrecht) werd hij niet alleen als kind opgevoed, maar ook in oude talen onderwezen. Als eene bijzonderheid, vemeldt men, dat hij in zijne eerste jeugd zeer traag van bevatting was, doch later door volhardenden ijver vergoedde, wat aan zijnen natuurlijken aanleg scheen te ontbreken.
Mogelijk waren dit tekenen van dyslexie waarover in die tijd nog niets bekend was. We weten ook dat dyslexie niets zegt over de intelligentie, sterker nog, Einstein was dyslectisch. Hoe dan ook, hij genoot een opleiding en wist zich blijkbaar uiteindelijk te bekwamen in de oude talen en waarschijnlijk ook in het Frans en Italiaans want hij werd in eerste instantie verder opgeleid in Leuven, vervolgens in Parijs, later in Padua en als laatste in Pavia.
Gerard Conrad Bernard Suringar was een Duitse medicus en historicus die leefde van 1802 tot 1874. Hij overleed in Leiden. Hij schreef bovenstaande waarschijnlijk rond 1860. |
Opleiding in het buitenland
Van der Aa schrijf hierover:
Toen hij negentien jaren oud was, zond zijn vader hem naar Leuven, waar hij zich op de wijsbegeerte, en onder Jeremias Triverius, Pieter Breughel, Andreas Balenus en Cornelius Gemma (bij wien hij inwoonde) op de genees- en heelkunst toelegde. Een jaar later bezocht hij Parijs, om de lessen van Louis Duret, geneesheer van Karel IX en Hendrik III, over de geneeskunst, die van Rabus en Charpentier over de wijsbegeerte en van Turnebius en Dorat over de fraaije letteren bij te wonen. Na zulks drie jaren te hebben gedaan, wilde hij Spanje bezoeken. Zijne vrienden raadden hem zulks af en hij reisde met Petrus Forestus, Joh. Duvius, Busenius en Teilingius, naar Italië. Langen tijd hield hij zich te Padua op en bezocht daar de scholen van Jeronimus, Capivaccio, Mariano Stephanelli, Jeronimo Mercurialis, Bernardino Paterno, Jeronimo Fabricio d’Aguapendente en van Melchior Guillandini. Van daar begaf hij zich in 1571 naar Pavia, waar hij de lessen van Gabriel Cunerius over de anatomie bijwoonde en de doctorale waardigheid verkreeg.
Over de lessen van Louis Duret, in het latijn Ludovicus Duretus genoemd, schrijft Suringar het volgende:
… ging Heurnius naar Parijs, om het onderwijs te genieten van Ludovicus Duretus en den niet minder beroemden Petrus Ramus, die in den Bartholomeusnacht het slagtoffer zijner godsdienstige en wijsgeerige overtuiging werd. Aan eerstgenoemden leermeester had Heurnius vooral groote verpligting, daar hij gedurende drie jaren, welke hij in Parijs vertoefde, door Dureus niet alleen in de grondige studie der Hippocratische geschriften en in de geneeskundige praktijk onderwezen, maar ook in de gelegenheid gesteld werd talrijke steensnijdingen, welke onder het toezigt van genoemden hoogleeraar – die, als Geneesheer van Karel IX en Hendrik III, groot aanzien met groote bekwaamheid paarde – door Laurentius Collodeus verrigt werden, bij te wonen.
Onder het toeziend oog van Louis Duret werden er door Laurent Colot (Laurentius Collodeus) steensnijdingen verricht, hetgeen zoveel betekent als het verwijderen van stenen, in dit geval blaasstenen.
In een academisch proefschrift uit 1874 wordt meer vermeld over de betreffende steensnijdingen. Zie onderstaand.
Hoe wrang is het om dan te weten dat Joannes uiteindelijk op 58 jarige leeftijd is gestorven aan de gevolgen van nier- en blaasstenen. Die waren volgens Prof. dr. Otterspoor weer veroorzaakt door een te vrolijke en overdadige consumptie van alcohol. Niet geheel ondenkbaar gezien ook het beroep van de vader van Joannes. Vader Otto was wijnhandelaar in Utrecht.
Als Joannes na drie jaar in Parijs te hebben vertoefd wil vertrekken naar Spanje, wordt hij door zijn vrienden overgehaald om naar Italië af te reizen. Hij start in Padua bij de universiteit aldaar. Onder zijn vrienden behoorden volgens van der Aa:
Busenius, of te wel Antonius Buysen die hij wellicht al in Leuven had ontmoet en die aangemerkt wordt in sommige boeken als lijfarts van Prins Maurits
Joahannes Duvius, Joannes Duif, geboren in 1543 in Amsterdam. Gaat na Padua naar zijn geboortestad om daar praktijk te houden en is daar raad en schepen. In 1578 vertrekt hij naar Haarlem alwaar hij in 1618 overlijdt.
Adrianus Teilingius, geboren als Adriaan van Teylingen. Heeft net als Joannes Duif praktijk in Haarlem.
Busenius Mogelijk is dit Antonius Bussenius, geboren als Anton van Buijzen. Werd geboren in Breda. Was hoogleraar in Leuven. Sprak vloeiend de Arabische taal, maar hing de standpunten van de Arabieren over geneeskunst niet aan.
Busenius Van der Aa kan ook Busennius bedoeld hebben. Cornelis Busennius (1542-1600) was van 1583 tot 1594 stadsgeneesheer van Delft. Hij werkte samen met de medicus Pieter van Foreest. Van 1594 tot zijn dood was Busennius lijfarts van stadhouder-prins Maurits van Oranje-Nassau.
Na de moordaanslag op prins Willem van Oranje in 1584 voerden Foreest en Busennius de lijkschouwing en balseming van het stoffelijk overschot uit. Van de autopsie brachten zij rapport uit aan de Staten-Generaal. Dit verslag is een van de vroegste voorbeelden in Nederland van forensische geneeskunde.
Petrus Forestus Pieter van Foreest (Alkmaar, 1521 – aldaar, 1597) Pieter verklaarde de 20 jaar jongere Joannes tot zijn beste vriend. Misschien ziet hij hem ook als een zoon, hoewel hij zelf tenminste één zoon had, Augustijn, maar die lijkt vroeg te zijn overleden.
In Pavia, waar Joannes zich meldt in 1571, wordt hem door een prominent hoogleraar aldaar een leerstoel aangeboden, een mooi aanbod, maar wel met een voorwaarde. De professor zag in dat geval Joannes graag trouwen met zijn enige dochter. Dat gaat Heurnius te ver en hij keert, na twaalf jaar verblijf in het buitenland, terug naar Utrecht. In het boek ‘Beknopte Geschiedenis der Letteren en wetenschappen in de Nederlanden schrijft K.G. van Sampen in 1828 hier het volgende over:
….door eene reis naar Frankrijk en Italiën, alwaar hij zulk een’ roem verwierf, dat de Gezant van Venetië te Konstantinopel hem met zich nemen wilde. Doch het aandenken aan zijn’ Vader weerhield hem. Te Pavia wilde de voornaamste Hoogleeraar hem zijne Dochter ten huwelijk geven, waarop zekerlijk een leerstoel zou gevolgd zijn; doch hij vreesde, niet zonder grond, den naijver en de dolken der Italianen. Dus kwam hij, na twaalf jaren afwezigheid, met allen spoed te Utrecht terug….
Leermeesters
Onderstaand informatie over enkele door van der Aa genoemde leermeesters van Joannes.
Leuven
Parijs
Padua
Bronnen en foto’s: Scientiarum Historia, Wikipedia, A.J. van der Aa – Het Biografisch Woordenboek der Nederlanden, Prof. dr. Willem Otterspeer – Groepsportret met Dame, Gerard Conrad Bernard Suringar – De twee eerste hoogleeraars in de geneeskunde te Leiden, menselijk-lichaam.com, K.G. van Sampen – Beknopte Geschiedenis der Letteren en wetenschappen in de Nederlanden, Museum Boerhave
Naar het menu |
Terug naar het schema |