Voorouders van Heurnius

Wie de ouders van Joannes zijn is met zekerheid vast te stellen. Ook is het zeer aannemelijk dat hij afstamt van de graven van Horne hoewel de afstamming via een bastaardzoon is. Er is uitgebreid onderzoek naar de voorouders van Joannes, met als uitgangspunt vader Otto, gedaan door W. Wijnaendts van Resandt in 1965. Onderstaand wat deze hierover geschreven heeft. Het is getiteld De oorsprong van het geslacht Van Heurn en gepubliceerd in Jaarboek CBG 1965 deel 19 (XIX) in 1965.

Wat in het stuk opvalt is dat de voorouders van Joannes een band hebben met IJsselstein, die band blijft nog eeuwen lang bestaan bij de nakomelingen van Joannes.

 

Schema voorouders

Ga met de muis op de naam staan van de voorouders van Joannes voor meer informatie

Jacob II
van Horne

ca. 1450 – 1502
Anna
van Kerckem van Aremberg
ca. 1451
Ocker Ockers
van Alendorp
van IJsselstein

ca. 1460- < 1539
| |
Johan Jacobs
van Horne

1479- 1526
Agneta Ockers
van Alendorp

ca. 1484 – ca. 1520
Lambert
van Velsen
Elisabeth Rijck
Lubbertszoondr.
| |
Otto Jansz
van Heurn

ca 1515- 1583
Geertruy Lamberts
van Velsen

ca. 1516- 1604
|
Joannes
Heurnius

1543 – 1601
Christine
Beijer

1555 – 1604

 

De oorsprong van het geslacht Van Heurn

Onderstaande tekst is geschreven door W. Wijnaendts van Resandt in 1965.

Wanneer men in Nederland’s Adelsboek 1942 de stamreeks van het in 1899 in de adelstand verheven geslacht Van Heurn naslaat, dan vindt men deze voorafgegaan door een korte inleiding, luidende: ,,De stamreeks vangt aan met Otto van Heurne, geboren in 1516, wijnkoper te Utrecht. In hoeverre de familie-overlevering juist is, dat hij door bastaardij zou afstammen van de Graven van Horne, zal nader moeten. worden bewezen.”
Deze afstamming nu, welke door leden van het geslacht al sinds het einde der 16e eeuw wordt gepretendeerd, is door het Centraal Bureau voor Genealogie aan een nadere beschouwing onderworpen.
Hoewel het resultaat van het ingestelde onderzoek niet dermate positief is, dat iedere twijfel is weggenomen, zijn toch zoveel gegevens verzameld, dat publicatie daarvan gerechtvaardigd is.
Bij het onderzoek werd enerzijds een aantal documenten uit het familie-archief, betrekking hebbende op de beweerde oorsprong van het geslacht, op echtheid en feitelijke juistheid getoetst, terwijl anderzijds archief-onderzoek werd verricht om de bekende gegevens te verifiëren1 en aan te vullen.

Otto van Heurne en zijn naaste familie
Telkens wanneer een genealogisch onderzoek is vastgelopen dient men bij een poging om de stamreeks verder op te voeren uit te gaan van de oudste bewezen stamvader en diens gezin en, zo mogelijk, alle beschikbare plaatselijke en regionale bronnen uit de tijd waarin hij leefde en een aantal jaren daarná te bewerken.
Eerst wanneer op deze wijze geen enkel aanknopingspunt is gevonden kan het zin hebben het probleem op een andere wijze aan te pakken.
Welnu, Nederland’s Adelsboek 1942 vermeldt de oudste bewezen stamvader van het geslacht van Heurn als volgt:

1. Otto van Heurne, geb. 1516, wijnkoper te Utrecht,
† aldaar 28 aug. 1583
tr. Utrecht 15 juli 1541 Geertruy van Velsen, † aldaar 26 sept. 1603, dr. van Lambert en Elisabeth de Rijck.

De hier voor een ingewijde opvallende trouwdatum (de oudste Utrechtse huwelijksaantekeningen beginnen met het jaar 1559) is ontleend aan een stuk uit het familiearchief, dat wij hier in het kort weergeven:

1541 juli 15 (Fam.-archief van Heurn, bundel A nr. 7) :
Jan Heynricx Bloem en Dirck Janssoen Collaert enerzijds en Mr. Heynrick Goeyertsz. kanunnick ten Dom te Utrecht,
en Heynrick Heynricxz Bloem, kanunnick te IJsselstein; anderzijds. doen kond, dat zij als ,,maecxmannen ende hijlicxluyden”
aanwezig waren bij het huwelijk tussen Oth Janssoen van Hoern en Geertruyt, dochter van Lijsbeth Rijck Lubbertssoensdochter,
die zij had bij Lambert van den Velde.
Oth Janssoen brengt in 1200 Carolus’ guldens en alle goederen en schulden, die hij heeft. Zijn borgen zijn Gerrit Philipsz
en Dirck Janssoen Collaert.
Lijsbeth voornoemd geeft haar dochter Geertruyt ten huwelijk – 500 Carolus gulden, binnen een jaar te voldoen,
en alle klederen en kleinoden, die haar reeds toebehoren, waarvoor als borgen optreden Lubbert Rijcksz,
vicaris ten Dom te Utrecht, broeder van Lijsbeth, en Evert Heynrixsz die Greef.
Dan volgen bepalingen, na te komen bij vooroverlijden binnen een jaar van één der echtgenoten.
(Op een kopie wordt vermeld: ,,Onder den fransijn brieff stonden beyde de wapenen van de bruygom ende bruyt
ende was besegelt met drie zegels van groene wassche hangende aan een dubbelde steert.“)

Deze akte uit het familie-archief, een 16e-eeuwse kopie van de originele oorkonde, is ongetwijfeld echt. Het feit, dat Otto van Heurn met Geertruid van Velsen gehuwd was blijkt mede uit verschillende andere in de openbare archieven bewaarde akten. Dat haar vader hier Lambert van den Velde wordt genoemd in plaats van Van Velsen kan op een kopieerfout berusten. Een plaatsnaam wordt niet vermeld, doch men kan vrij zeker stellen, dat het huwelijk te Utrecht werd gesloten. Van de genoemde ,,maecxmannen” en borgen waren Jan Hendriksz. Bloem, Hendrik Hendriksz. Bloem, Dirck Jansz. Collaert en Gerrit Philipsz. uit IJsselstein afkomstig, zoals wij konden vaststellen. Ik kom op hen nog terug. Dat Otto van Heurn de zoon van een Jan was, blijkt ook uit de volgende akte:

1546 feb. 11, Utrecht (Stadsarchief 1 704)2:
Ten overstaan van het gerecht transporteren Ritsart Willemsz. Mungey (8) en Tonica zijn vrouw, die een dochter
was van Willem Geritsz. verkregen bij Mechtelt Jan Andrieszdr., een rentebrief aan Oth Jansz. van Huern.
Otto was in 1542 burger van Utrecht geworden tegen betaling van het bedrag van 6 ponden en 8 schellingen:
1542, Utrecht (Stadsarchief 1 590, Cameraersrekening over 1542/43) :
Ot van Hoirn, wantsnijder.
1542 nov. 17. Utrecht (Stadsarchief 116, Buerspraeckboeck 1542-55, fol: 1 7 ) : .
Ott van Horne, eed ged(aan) den 17 Novembris.

Hij was toen dus lid van het wantsnijdersgilde. Of hij dit beroep ooit heeft uitgeoefend is niet gebleken. Misschien was het lidmaatschap
van het gilde een formaliteit om het burgerrecht te verkrijgen.
In 1552 kocht Otto van Heurn een huis aan de Oude Gracht, waarin hij zijn wijnhandel zou gaan bedrijven:

1552 juni 3, Utrecht (Stadsarchief 1 705):
Herman Jansz. Backer en Geertruyt zijn huisvrouw transporteren aan Oth van Hoorn ,,die alinge huysinge ende hofstede, kelnaer, cluysen, den wtganck ende inganck, opslach ende offslach van den werff bodem ende voert glaes, glaesraemen, wijnstenen, enz., staende ende gelegen aen de Westsyde van de Grafte tegens die Gaerdtbrugge”, belend door Antonis Foeyt ten zuiden en Jan van Oeye ten noorden.
Oth van Hoorn en Geertruijt zijn huisvrouw, bij wie hij wettige geboorte heeft, verklaren een deel van de koopsom schuldig te blijven.

Elisabeth Rijckendr., de schoonmoeder van Otto van Heurn, had een broeder Lubbert, die vicaris was in de Dom. Hij maakte in 1556 leen testament, waaraan allerlei gegevens omtrent Otto en zijn gezin kunnen worden ontleend:

1556 juli 10, Utrecht (Rijksarchicf, Kapittel ten Dom, 3064) :
,,Mijn Lubberts Rijckse. vicarius in den Dom lest en uterste wille ende begeerte’: Hij benoemt tot executeurs de Heer Egbert Luijssimk, zielpriester in de Dom, zijn neef Henrirk Evertsz. en Otto van Huern en vermaakt vervolgens o.m. de volgende legaten :
aan Elisabeth. Rijcken, zijn zuster, een angelot en een lijfrente van 4 keizersgld.;
aan Grertruijt zijn nicht, Otto van Huerns huisvrouw, een zilveren schaal, dito lepel twee koorklederen en twee blakers voor de schoorsteen;
aan Otto wan Huern, een ,,coraelen vyftich met zes vergulde teyckenen steen getact sijnde daeran”;
aan Jan van Huern al zijn boeken en een zilveren kruis 33;
aan Agniet van Huern een zilveren kruis, omdat zij de oudste dochter is;
aan Geertgen, Rijckge4, Elisabeth en Janneken, Otto van Huerns kinderen, ieder een gouden kroon.

Uit een ander testament leren wij een schoonzuster van Otto van Heurn kennen:

Dom in Utrecht geschilderd door Pieter Jansz Saenredam in 1662 1564 sept. 14, Utrecht (Bij het stadsarchief bewaarde archieven, 633) :
Testament van Clara van Nykercken. Haar moeder Lysbeth Rijcken is universeel erfgename. Zij legateert aan haar neef Otto van Merode en aan de echte edele kinderen van haar neef Johan van Merode en voorts o.a.: aan haar zuster van moederswege Geertruijt van Huern, Oth van Huerens huisvrouw, alle gelden die Oth van Huern, haar gewezen rentmeester, nog onder zich heeft, doch hetgeen
testatrice aan wijnslokken nog schuldig is moet betaald worden, en verder de 50 gld. s’jaars, testatrice toekomende uit de kist van wijlen Thomas van Nykercken;
aan de kinderen van Oth van Huern en haar zuster Geertruyt van Huerne al haar rentebrieven in het land van Buren;
aan Thomas Mariënzoon, ,,die zy zeide te hebben by mijn broeder Heer Thomas van Nvkercken” 5 rentebrieven op Staten ‘s Lands van Utrecht; aan Mr. Johan van Huern, haar neef, een rentebrief van 20 gouden gulden ‘s jaars op het convent van Mariënweerd; aan Agniet van Huern, zijn zuster, Oth van Huerns dochter, een rentebrief van 12 Car. gld. op Adriaen Rycouts te Kortenhoef.

Blijkens enige losse stukken, bij het testament bewaard, was op 24 sept. 1563 Oth van Huern een van haar executeuren. Verder blijkt er over dit testament langdurig te zijn geprocedeerd, daar de rechtsgeldigheid ervan werd aangevochten op grond van de natuurlijke geboorte van Clara, terwijl haar legitimatie niet werd erkend. Op 18 juli 1586 werd sententie gewezen door het Hof van Holland5.
Otto van Heurn en zijn schoonmoeder Elisabeth Rijcken waren executeurs van het testament van Thomas Thomasz. van Nykercken, kanunnik ten Dom, de broeder van Clara6. Deze kanunnik had bij een niet nader genoemde Maria (zie het testament van Clara van Nykercken hiervóór) weer een zoon Thomas van Nykercken, in 1609 ondermaarschalk te Wijk-bij- Duurstede (cf. Booth), die op 2 sept. 1606 over ‘een van zijn vader afkomstige rentebrief een overeenkomst maakte met zijn (achter) neven en nichten, de kinderen van Otto van Heurn en Geertruid van Velsen, t.w.: ,,Joncheren Thomas ende Lubbert d’Hoornes, gebroeders, Joffr. Agnes van Hoornes, wed. van ML. Evert van Zijll, in leven advocaat-fiscaal van de Admiraliteit van Amsterdam, Johan d’Jongh als man van Joffr. Elijsabet d’Hoornes. Joffr. Emmerentiana d’Hoornes, huisvrouw van Johan Cremer, klerk ordinaris van de Raad van State, die zich tezamen sterk maken voor Joffr. Johanna de Hoornes, wed. van Jonch. Gijsbert van Suijlen, in leven secretaris van de Raad van State, alsmede voor de nagelaten kinderen van wijlen Doctor Johannes d’Hoornes.
Dit originele stuk (Familie-archief Van Heurn, bundel A nr. 6) is getekend: Lubbrecht de Hornes, Thomas de Hornes, Thomas Heurnius7. Angenes van Huern, Emerenciana van Hoornus, enz.

Op 20 september 1581 maakten Oth van Hoorn en Geertruyt zijn huisvrouw een mutueel testament voor schout en schepenen van Utrecht (Familie-archief, bundel A nr 8). In 1583 is Otto overleden. Het ,,overluiden” vinden wij vermeld in de rekening van de Buurkerk te Utrecht, aanvangende 1 maart 1583 (Rijksarchief Utrecht, Overluidingen van den Dom):

Item super obitu Ottonis de Hoorn bis fuit pulsata Maria8 facit VIII flor.

Na het overlijden van haar man wordt zijn weduwe nog enkele malen vermeld:

1584 mei 2, Utrecht (Bij het stadsarchief bewaarde archieven, 563) :
Vonnis in het proces tussen Otto van Hoorn en Elysabeth Rijken als executeurs van het testament van Heer Thomas Thomasz. van Nykercken, kanunnik, voor wie optreedt ,,Geertrude de Velsen eiusdem Ottonis de Hoorn vidua”, contra Adriaen van Zuylen.
1598 feb. 20, Utrecht (Stadsarchief 1 3243, dl. 1598 1) :
Geertruijt van Velsen, weduwe van Otto van Hoorn, als, erfgename van haar moeder, die enig erfgenaam was van Henriek Evertsz. van Suijlen, en de geïnstitueerde erfgenamen van diens weduwe Alit Jan Jacobsz.dr. van Rotterdam, transporteren een huis omtrent de Plompetoren.

Geertruid overleed niet, zoals alle handschriften en gedrukte bronnen ons willen doen geloven, op 26 september 1603. Ook háár dood is in de ,,Overluidingen van den Dom” aangetekend:

Item XII Januarii 1604 in obitu et funere domicellae Gertrudis de Velsen viduae quondam Ottonis de Hornes, Salvator8 bis XIIfl.

Ook over haar kinderen en schoonkinderen levert deze bron nog enige aanvullende gegevens op:

1594 (vóór 1 okt.) Mr. Everardus de Zijll, advocatus.
1601 juli 24 Joncheer Ricxart van Hornes, in zijn leven eertyds baljou en dijckgrave der stad en lande van Woerden.
1601 aug. 29 Doctor Johan van Hornes in sijn leven professeur der medecijnen in de universiteyt van Leyden ende aldaer gestorven.
1604 sept. 20 Domicella Christine Beyers vidua quondam Johannis de Hoornes med. doctoris.
1612 sept. 9 Dominus Thomas de Hoornes, canonicus St. Petri.
1615 dec. 24 Jonkvr. Geertruid van Hornes, dr. van Otto van Hornes.
1626 sept. 8 Jonkvr. Agnes van Hornes, wed. Mr. Everhard van Zijl.
1631 dec. 8 Lubbert van Hornes.

Ten aanzien van Otto van Heurn staat dus vast, dat hij de zoon was van een Jan en, gezien het feit, dat hij het burgerrecht van Utrecht moest kopen, dat hij aldaar niet geboren was. Verder was zijn vrouw geen dochter van Elisabeth de Rijck, maar van Elisabeth Rijck Lubbertszoonsdr.

Johan van Heurne
Wie was nu de vader van Otto ? Oudere gedrukte bronnen vermelden hem als volgt10:

Johan van Heurn (Horne), geb. 1479, natuurlake gelegitimeerde zoon van Jacob II graaf van Horne bij Anna gravin van Aremberg, sneuvelt met Lodewijk II in Hongarije tegen Soliman II in de Slag bii Mohacs in 1526. tr. 1515 Agneta Ockers van Alendorp, dochter van de burgemeester van IJsselstein.

Een en ander berust niet alleen op de door enige stukken (in het familie-archief) bevestigde overlevering, doch tevens op een aantekening van de Utrechtse geschiedschrijver en genealoog Arnt van Buchell (Arnoldus Buchelius, 1565-1641) , zoals wordt medegedeeld in Nederland’s Adelsboek 1914.
Een onderzoek in de handschriftencollectie Booth op de Universiteitsbibliotheek te Utrecht bracht dit geschrift van Van Buchell weer aan het licht11. Het is een stamtafel, opgesteld op de bij van Buchell gebruikelijke wijze, van links naar rechts. De tekst volgt hier woordelijk weergegeven:

Aernout van Buchell Johan van Hurne troude Geertruit Ockers wiens vader was Borgemr. tot Isselstein doch wesende tot de chrijch geneicht heeft sich na Ungaren begeven dair hy int hof vanden Coninck een wyle geconverseert hebbende ende na huys reysende, als hij vont syne huysfr. overleden, is weder na Ungarien gereyst ende ten lesten aldair met Coninck Lodewyek tegens Solimannum stridende in de batalie metten selven coninck verslagen int iaer 1526, achterlatende:
Otto van Hurne begaf hem aen de Wyncopinge ende woende opde plaets tot Utrecht tegens over het stadthuys, getrout hebbende Geertruyt van Velsen, die hem veele kinderen soo sonen als d(ochte)ren baerde, hij is anno 1583 den 28 Aug. gestorven, ende syn huysfr. ontrent 20 iaeren wede.
geweest sijnde, den 26 Septemb. 1603, latende xi kyndern: Geertruyt van Hoern, iongedr., sterf in fine iunii 1605 ongehuwt.
Mr. Johannes Hurnius, Med. Doct, is na syne Italiaense Reyse12 thuys komende gehijlict aen Cristine Beyerts tot Utrecht, alwair hij inden raet vercosen wert, maer meerder geneicht totte exercitie van de medecinen is tot Leyden beroepen ende daer mettertijt geworden professor in ea facultate primarius et principis archiatriae, wiens ervarentheit soe in theoria als praxi syne boecken getuygen, doch wesende seer calcule gequelt, heeft dselve hem na viel torment het leven benomen tot Leyden in de Peterskerck begraven in Augusto 1601, ende syn huysfr. is hem na 3 iaeren gevolcht met 3 kinderen aende pest gestorven.
Richard van Hurne, drost tot Woerden troude J. Janne van de Meer sterft in Julio 1601. ‘Apais’.
Thomas van Hurn, can. S. Peters ‘t Utr., sterft Ao 1612.
Lubbert van Hurn, can. St Peters, sterft Ao 1630,
enz.

Opmerkelijk is vooral de notitie van Van Buchell in de linkerbenedenhoek van deze stamtafel: ,,Den H(eere) van Boxstel ende grave van Bassigny plach te seggen. dat Doct. Hurnii ouders quamen van nat(uurlijke geboorte) van de Graven van Horne ende dat hy gesien hadde den test daer van vermanende.”
Deze Heer van Boxtel en Graaf van Baucignies was Johan van Horne13, bij wie Van Buchell enige tijd secretaris is geweest.
Hier zien wij dus, hoe een lid van het grafelijke geslacht van Horne de afstamming van de familie Van Heurn door bastaardij uit zijn eigen geslacht als juist aannam.
De familie-overlevering berust verder op een aantal verklaringen van verschillende personen, in afschriften uit de tijd zelf aanwezig in het familie-archief (Bundel A, nrs. 1 t/m 4). De inhoud van deze verklaringen volgt, voorzien van commentaar:

1590 juni 6, Loosduinen (Familie-archief, Bundel A nr 3) :
Loosduinen,,Also het behoorlyck is der’ waerheydt getuygenisse te geven insonderheydt daer toe versocht sijnde. So ist dat ick onders(chreven) attestere onder myn gewoonlycken handt, hoe dat ick met myn vader Cornelis van Meurs za: ben geweest omtrent geleden achtien jaren ten huijse van mijn neeff Ot van Hoorn za: ende aldaer onder andere propoosten die zy onder malcanderen hadden toetserende haer afkomst ende maechschap, Ende heb gehoort dat sy beyden souden geweest syn achtern kynderen ende dat van Spel syde als getrout hebbende een Bastaerdt van Hoorne Daer beneffens oock ter anderen
syde gehoort dat etlycke vande goederen vanden voors. Ot van Hoorne za: deur sommege van syn vrunden (= verwanten) waeren veralieneert deur dien hy buytens slants synde doot was geseydt, waer vuijt groote onenichydt is geresen, ende eensdeels d’oorsaecke datter weynich vruntschap onder de vrunden is gehouden, anders en wiste den onders. deposant niet te verclaren maer bekenne het voors. warachtich te zyn, alle dinck sonder fraude. Toirconde der waerheydt soo hebbe ick attestator met mijn gewoonlycke handt onderteyckent. Actum tot Loosduynen den sesten Junii stilo novo Anno xvc tnegentich, ende was ondert.: Jacob Cornelisz. van Meurs dienaer des Godtlyeken woorts tot Loosduynen”14.

De echtheid van deze kopie van een niet-geregistreerde verklaring is niet meer na te gaan. Ook over de inhoud ervan en met name over de wijze van verwantschap tussen Otto van Heurn en Jacob van Meurs hebben wij niets kunnen vaststellen. Maar het onderzoek te IJsselstein heeft aan het licht gebracht dat in 1548 een Cornelis ]acobsz. schepen van IJsselstein was (R.A. Utrecht, echterl. archieven nr. 652, dl. 1548). Misschien was hij de vader van Jacob Cornelisz. van Meurs, die volgens Van Buchell te IJsselstein was geboren.

1590 nov. 3, Woerden (Familie-archief, Bundel A nr. 2):
,,Wy Jan Verweij Jacobsz. Schout, Frans Dircksz. ende Jan Dircksz. Scheij, Schepenen der Stede van Woerden, doen kennelyck alle luijden, certificerende voor de waerheydt dat op huijden voor one gecomen ende gecompareerdt is geweest Anthonis Hugensz. geboren tot Yselsteyn onse medepoorter out omtrent veertich iaeren om tuijchenis der waerheydt te geven ter Instantie ende requisitie van Richardt van Hoorn.
Ende verclaerde by syne mannewaerheydt in plaetse van Eede warachtich te wesen dat hy deposant dick ende menichmael over lange iaeren van sijn vader ende moeder verstaen ende gehoort heeft, dat Otto van Hoorne Jansz. (die vader van Richardt van Hoorne, eertyts Bailliu deser Stede) mede geboren tot Ysselsteyn hem deposant in bloede bestaende was van die Spill syde ofte zijne moeders wegens ende also syn Nichte wettelyck gehout sijnde aen Jonckheer Johan van Horne Bastaert des Grave van Hoorne, den voors. Otto van Hoorne syn neve daer by geproereert heeft gehadt. Ende want men schuldich is tuijchnis der waerheydt te geven, bysonder des gerechtelyck versocht synde, Soo hebben wy Schout ende Schepenen voors. toirconde elcx onse segell op spatium van desen gedruckt. Actum den derden Novembris Anno xvc tnegentich. In kennisse van mij ende was ondert.: F. Dircksz ende gecachetteert mit drie groene segelen opt spatium vandyen gedruckt.
Gecollationeert iegens zyne originele gerechtel. Certificatie ondert. ende gecachetteert alsvoern ende bevonden daer mede te accorderen by myn onderschr. C. Brunings, Nots. publ.

Het protocol van deze notaris is vermoedelijk niet bewaard gebleven. Hij wordt althans niet vermeld in het register van Hartong15. Ook in het rechterlijk archief van Woerden hebben wij geen concept of minuut van de akte gevonden. Nu ontbreekt echter over de betreffende periode een register van certificatiën.
In het transportregister komt de akte niet voor, maar wel is gebleken, dat de genoemde schout en schepenen in november 1590 in functie waren: verscheidene akten werden voor dezelfde personen gepasseerd16.
Richard van Heurn vonden wij als baljuw voor ‘t eerst vermeld op 3 december 1585 en voor ‘t laatst op 23 juni 1587. Op de “rechtdagen” van 18 dec. 1584 en 6 okt. 1587 worden respectievelijk Dirck van Sypestein en Gelis van Benthem als baljuw vermeld17.
De authenticiteit van deze akte behoeft niet in twijfel getrokken te worden. De verklaring op zich berust – evenals de voorgaande – op ,,horen-zeggen”.
Het volgende stuk uit het familie-archief is van latere datum:

1602 aug. 30, Utrecht (Familiearchief, bundel A nr. 1) :
Keuren van stof in een lakenhalOp huijden den dartichsten Augusti Anno xvie ende twee stilo antiquo compareerden voor mij Openbaere Notaris by den Hove van Utrecht geadmitteert, ende getuygen onderschreven hier toe gerequireert Joffrau Maria van Hardenbrouck out omtrent x1 Jaeren, Ende heeft ter instantie ende versoucke van Lubbrecht van Hornes, sone van Otto van Hornes, by maniere van attestatie gedeposeert ende verclaert die rechte waerheyt te weesen, hoe dat zij deposante omtrent inden Jaere van tnegentich ende een ende tnegentich onder andere propoosten die sy hadde met Joffrauwe Theodorica haer behoude moije, wesende wede. van sa: Jonch: Ghijsbert van Hardenbrouck haer Oom, dselve Joffrauw Theodorica dickmaels heeft hooren verclaren, ende voor de rechte waerheydt vertellen, hoe dat sy noch ongehoudt wesende woonende was in een Jofferen Clooster Thoom genaemt gelegen in het Graeffschap van Hoorn ende aldaer zeer wel gekent hadde een Joffer genaemt Johanna van Horne wesende een Natuerlycke dochter van Graeff Jacob van Horne welcke Joffer zij oock seyde gehadt te hebben eenen broeder genaemt Johan van Horne de welcke gehouwt was tot Isselsteijn ende aldaer by zyn huijvrouw geprocreert hadde een soon genaemt Otto, die welcke noch ionck synde naer Engelandt gesonden worde, van welcke Otto die voornoemde Joffer van Horne doen tertijt niet meer hadde connen vernemen; alle twelcke zij deposante verclaerde alsoo warachtich te wesen, Presenterende tselve vorder by Eede te affirmeren (ist noot) testante tot vermaninge, ende tot recolement van desen versocht zijnde.
Versouckende hy producent hiervan Acte. Gedaen t’Utrecht ten woonstede mijns openbaere Notaris staende aldaer onder de Laeckensnijders bij der stadt plaetse, ter presentie van Peter Cornelissoon Tack ende Peter Aelbertsoon Coninck, borgers ‘t Utrecht, als getuijgen hier toe gerequireert. Bij mij.:’

Handtekeningen van deposante en notaris ontbreken. Kennelijk is hier dus ook weer sprake van een kopie. De verklaring is ongetwijfeld afgelegd ten overstaan van notaris J. A. Wtenwaell ( 1597-1627) te Utrecht. In diens protocol komen akten voor met letterlijk dezelfde slotclausule en dezelfde getuigen, o.m. op 14 nov. 1599, 4, 6 en 9 sept. 1602. Helaas ontbreekt ook hier weer een protocol van allerhande akten, waarin de verklaring moet hebben gestaan, Attestante Maria van Hardenbroek was religieuse in het klooster van St. Servaas te Utrecht, begraven ald. 17 aug. 1629, dochter
van Johan en Johanna van Cuyck. Haar ,,zegsvrouwe” en tante was Theodorica van Deudecom, vrouw van Gijsbert van Hardenbroek tot den Brey, maarschalk van Abcoude18.
De verklaring zelf, al weer berustende op ,,horen-zeggen”, bevat in ieder geval één onjuistheid: in het hoogadellijk Stift Thorn werden uitsluitend dames opgenomen, die 16 onbesmette, minstens grafelijke kwartieren konden opzweren. Het kan dan ook wel als uitgesloten worden beschouwd, dat een bastaarddochter van een der graven van Horne stiftsjoffer in de Abdij van Thorn zou zijn geweest. Volgens de ,,Aantekeningen betreffende het geslacht van Heurn”, door Mr. Johan Mathisius (familie-archief, bundel A nr. 15), was Johanna de Hornes abdis van een klooster te Weert.
Dit kan eerder met de waarheid in overeenstemming zijn. Met het klooster Maria Wijngaard te Weert hadden de graven van Horne vele relaties19.
De laatste en tevens uitvoerigste verklaring omtrent de afstamming der van Heurns is de volgende:

(Datum ontbreekt, waarsch. omstreeks 1600; Familiearchief, bundel A nr. 4) :
,,Op huijden den . . . compareerde voor mij notaris bij den Hove provinciael van Utrecht geadmitteert ende getuigen onderschreven hier toe gerequireert Joffr. Geertruijt van Velsen wed. van Otto van Hornes za: out omtrent lxxiiii Jaren ende verclaerde bij forme van attestatie in plaetsche van eede tot een Memorie voor haer kijnderen die de voorn.
Otto van Horne haere Man za: bij haer deposante geprocreert hadde, op dat sij souden moegen weeten waer die goederen van haerluijden vader voornt. gebleeven waren, door wie de selve affhandich gemaeckt sijn Ende wie ende van waer den voorn. Otto van Hornes sijn vader ende grootvader geweest sijn. Tot dien eijnde verclarende sij deposante hoe dat sij inden Jaere van xli ten overstaen van Jan Henricxs Blom, Dirck Jansz Collaert, mr Henrick Goertsz, canoniek ten Dom Tutrecht, ende Henrick Henricxs Blom, Canoniek tot ijsselsteijn, ende andere vrunden ende maegen, gehouwelickt is aen Otto aan. Hornes voors. geprocreert door Joncker Johan van Hornes (wesende een natuerlicke soen van Graeff Jacob van Hornes) bij Agneta Ockers sijn huijsfr. tot ijsselsteijn, welcke Johan van Hornes aen sijn vader seer ernstelicke ende gestadelicken was versoeckende om te moegen kennen ende weeten wie sijn moeder was (overmits het secreet gehouden worden bij wie sijn vader hem hadde geprocreert).
Gezicht op Leiden door Jan van GoyenEnde alsoo hem tselve altijt geweijgert ende ten laetsten gehelicken ontseijt worden ende door dien in vertwijffelinge gecomen sijnde, hadde oversulcx door mistroosticheijt ende onbedachte Jonckheit veel saecken tegens sijn vader aengericht ende alsoe in dongenaden sijns vaders gecomen sijnde, hadde hem bij de Grave van Bueren ten oorloge begeven. Ende alsoo Graeff Jacob van Hornes voors. den Grave van Bueren continuelicken was interpelleerende ende aen hem was versoeckende, dat hij hem van sijn soen souden willen ontslaen ende thuijs senden, twelcke hij vernemende ende vresende sijn vader (om redenen voors.) was vertrocken nae ijsselsteijn, ende aldaer gehout sijnde aen Agneta Ockers hadde daerbij geprocreert Otto van Hornes haeren deposantes man za:. Ende corts daer nae de voors. Johan van Hornes ten oorloge buijtens lants getogen sijnde was Agneta Ockers sijn huijsfr. gestorven aehterlaetende een soenken te weten Otto van Hornes de welcke noch Jonck wesende ende hem moederloos ende genochsaem (door dabsentie sijns vaders) oock vaderloos vindende ende van sijn moeders vrunden zeer
gehaet ende qualiek getracteert sijnde, om dat sijn moeders moeder rijck van goederen wesende (haer moeder noch in levende lijve wesende) hem Otto van Hornes (als wesende haer dochters kynt) alle haer goederen gemaeckt hadde, soo hadde Otto omtrent acht ofte negen Jaren out wesende hem buijten slants namenteliek nae Engelant begeven. Ende nae vijftien ofte zestien Jaeren van daer weder tot ijsselsteijn comende ende meijnende te vinden ende aenveerden sijn goederen die hem soe doort overlijden sijns moeders als bij gifte sijns grootmoeders aengecomen waren als voors. is, Soe hadde hij bevonden, dat nadien sijn vader Joncker Johan van Hornes voornt. ettelicken tijt nae doode sijns huijsfrous Otto van Horns moeder voors. (welcke Otto buijten lants sijnde als voors. is nu al voor doot gehouden worden soe de vrunden van sijn moeders sijde lieten luijden om redenen voors.) weder tot ijsselsteijn gecomen sijnde de voorn. goederen als erffgenaem vande voors. Otto sijn soenken die hij meinde overleede te wesen als voorseijt is, aenveert, vercocht ende andersins veralieneert hadde. Ende was corts daer nae weder vertrocken sonder datmen tsedert dien tijt oijt meer van hem hadde connen verneemen anders dan dat hij nae Oistenrijck ten oirloge getogen sijnde aldaer gebleven soude wesen. Van welcke vercoopinge ende alienatie voors. hem Otto vertoont synde de contracten ende ander bescheijt onder de hant sijns vaders Johans van Hornes gepasseert, ende de handt (alsoo die hem Otto onbekent was als noch Jonck sijnde ende sijn vader stadelicken buijtens lants wesende) gerecognoseert sijnde soe bij den Drost van ijsselstein Baex, ende Pauwels van Esteren die met den voorn. Joncker Johan van Hornes inde oirloge soe onder de Graeffe van Bueren als anders gedient hadde. En hadde hij Otto van Hornes nijt wijders willen attenteren tegens tgunst bij sijn vader gedaen was diemen noch nijt en wiste off hij doot ofte in levende live was, ende hadde de zaecke alsoo laeten berusten, te meer
overmits de goederen voornt. ende de brijeven ende tbescheijt van dien nu alt door de lanckheijt des tijts verdonckert, vervreemt
ende veralieneert waren, hoewel men seijde ende voor seeckers wel wist dat den boedel van Gerrit philipsen, Otto van Horns moeders oom, door deesen handel wel grootelick vermeerdert ende rijck geworden was. Seggende sij deposante voor redenen des wetenschaps dat sij inden Jaere xvc een ende veertich gehout was aen den voorn. Otto van Hornes als voors. is, die sij all tgunt voors. is mennichmael met groote doleantie seer claechelicke hadde hooren verhaelen ende booven den voorn. handel benoomen waren de middelen om hem te moegen houden ende draegen ende sijn kinderen op te voeden in voegen soo hij behoorden ende wel gern gedaen soude hebben. ende dat hij hem de voors. oirsaecken van noots wege tot de coopmanschappe hadde moeten begeeven.
Ende oversulcx tselve niemandt beter te weeten als sij deposante, presenterende tselve altijt bij Eede taffirmeeren des noot sijnde.”

Deze uitvoerige verklaring van Geertruid van Velsen, gebaseerd op hetgeen Otto van Heurn, haar man, haar had medegedeeld, bevat een zo groot aantal bijzonderheden, dat van een opzettelijke vervalsing nauwelijks sprake kan zijn. Of de akte ooit gepasseerd is hebben wij niet kunnen vaststellen. In de Utrechtse notariële protocollen, die over deze periode verre van volledig zijn, is hij niet gevonden.
Onderzoek in het rechterlijk archief van IJsselstein heeft aan het licht gebracht, dat in ieder geval de in het huwelijkscontract en in de verklaring van Geertruid van Velsen genoemde personen werkelijk hebben bestaan. De serie ,,Willekeurboek of schepenregister” (Rijksarchief Utrecht, rechterlijke archieven nr. 652) begint met 1491, doch vertoont vele hiaten. Alle bewaarde gebleven delen tot 1570 werden doorgewerkt, d.w.z. de jaren 1491-92, 1500, 1509, 1516, 1520, 1523, 1525, 1527, 1529, 1531-35, 1536, 1538, 1541-52, enz.
Johan van Heurn komt niet voor. De overijlde verkoop van zijn goederen zou dus in een der tussenliggende jaren geschied moeten zijn.
Wél komt herhaaldelijk voor een Ocker Ockersz., die de vader van Agneta Ockers geweest kan zijn. Hij is de enige met deze weinig voorkomende namen en wordt vermeld van 1492 tot en met 1538. Hij zal kort voor 20 juli 1539 overleden zijn:

1536 feb. 22, IJsselstein (R.A. Utrecht, r.a. nr. 652) :
Gouden schildThomas Claesz. geeft gewilkoort Ocker Ockersz. en zijn erven die somme van 26 Schilden ‘s jaars.

N.S. Deze 26 schilden heeft Ocker Ockersz. na zijn dood gemaakt aan de H. Kerck van St. Niclaes binnen IJsselstyn, op voorwaarde dat kerkmeesteren hem een grafstede in de kerk zullen gunnen, 1539 juli 20.

Gerrit Philipsz., de oom van Agneta Ockers, wiens boedel ,,grootelick vermeerdert ende rijck geworden was” door de overijlde verkoop van goederen door Johan van Heurn, moet omstreeks 1465 geboren zijn:

1531 mei 6 Gerrit Philipsz., out omtrent 60 jaren;
1549 aug. 15 Gerrit Philipsz., out omtrent 88 jaren;
1551 juni 7 Gerrit Philipsz., out zeven of achtentachtich jaren.

In deze laatste akte verklaart hij een zoon te zijn van Philips Heynricksz. Deze laatste vonden wij in 1491 en 1500 vermeld.

Gerrit Philipsz., die een broeder Cornelis en een zuster Belichjen had, komt in alle registers tussen 1520 en 1558 voor. In dit laatste jaar leefde hij nog. Eénmaal, in 1538 wordt zijn vrouw, Maria genoemd, in 1558 lijftocht hij zijn vrouw Jannichgen.

Jan Hendriksz. Bloem, een der ,,hijlicxluyden” in 1541, komt te IJsselstein o.m. voor in de jaren 1525, 1531, 1533, 1547 en 1550.
Hij was gehuwd (1532) met een Stijn, wier achternaam niet genoemd wordt. Tezamen met zijn broeder Hendrik Hendriksz. Bloem (of Blom) wordt hij in 1550 vermeld:

1550 okt. 7, IJsselstein (R.A. Utrecht, r.a. nr. 652) :
Kasteel IJsselsteinHeer Heijndrick Blom en Jan Heijnricksz., zijn broeder, zijn gerechtigd in de boedel van wijlen Marichgen Everts huisvrouw van Mr. Jan Huygensz. (van Scherpenisse), hun nicht.

Dirck Jansz. Collaert, ook een der ,,hijlicxluyden” komt o.m. voor in 1536, 1547 en 1550. In dit laatste jaar wordt de voogdij beëindigd, die hij had over Lutgen Bouwen Ockerszdr.. een kleindochter van Ocker Ockersz. Op 2 okt. 1562 blijkt Dirck Jansr. Collert mede-erfgenaam te zijn van Gerrit Philipsz. !
Tot zover het resultaat van het onderzoek in de rechterlijke archieven van IJsselstein. Indien de akten in het familie-archief het produkt van een falsaris waren, moet deze toch wel onwaarschijnlijk goed op de hoogte zijn geweest met allerlei IJsselsteinse lieden !
Verschillende handschriftelijke en gedrukte bronnen willen ons doen geloven, dat Agneta Ockers een van Alendorp was. Voor deze bewering hebben wij geen enkel bewijs gevonden. Ocker Ockersz. en zijn zoons Bouwen en Jan komen te IJsselstein steeds onder patronymicum voor. Van Buchell, die de stamreeks met Johan van Hurne aanvangt, noemt zijn vrouw Geertruit Ockers in plaats van Agneta. Daar Otto van Heurn zijn oudste dochter Agneta (Agniet, Agnes) noemde, zal ook haar grootmoeder zo geheten hebben.

Johan van Heurne zou in 1479 geboren zijn. Waarschijnlijk is dit een schatting – onmogelijk lijkt het niet. Hij zou tot drossaard van Weert zijn benoemd, hetgeen echter niet is gebleken tot dusverre.
Na onenigheid met zijn natuurlijke vader zou hij – volgens de verklaring van Geertruid van Velsen – in militaire dienst zijn getreden onder de Graaf van Buren. Dit moet dan geweest zijn Frederik van Egmond, Graaf van Buren (1484-1523), Heer van IJsselstein en Cranendonck, zoon van Willem en Walburg van Meurs, welke laatste een zuster was van Johanna van Meurs, de gemalin van Jacob I graaf van Horne. Jacob II graaf van Horne en Frederik van Egmond waren dus volle neven. Indien Johan van Heurn een bastaardzoon was van Jacob II, was zijn dienstneming bij de graaf van Buren en zijn opduiken te IJsselstein – wellicht nog steeds, in dienst van Frederik van Egmond, die immers ook Heer van IJsselstein was – minder onwaarschijnlijk dan men op het eerste gezicht zou menen.
]ohan zou dan in 1515 te IJsselstein met Agneta Ockers zijn getrouwd. Haar bestaan is wel niet strikt bewezen, doch toch zeer aannemelijk. Agneta zou dan na de geboorte van Otto (in 1516) zijn gestorven, haar zoontje onder de hoede van haar overigens met name onbekende moeder achterlatende. Johan, ,,tot de chrijch geneicht”, is intussen weer ten strijde getrokken tegen de Turken en hij zou dan – na nog eenmaal te IJsselstein te zijn geweest –
met koning Lodewijk II van Hongarije gesneuveld zijn op 29 aug. 1526 in de slag bij Mohácsz tegen Sultan Suleiman II.
Intussen zou dan de jonge Otto na de dood van zijn moeder naar Engeland zijn gegaan (zoals zijn latere weduwe verhaalt), ofwel daarheen gestuurd zijn door zijn afgunstige IJsselsteinse verwanten (volgens o.a. een relaas van Otto’s oudste zoon, de professor Johannes Heurnius). Deze laatste versie lijkt mij onwaarschijnlijk, Zelfs indien men al wil geloven, dat er familieleden waren, die moeilijk konden verkroppen, dat Otto‘s grootmoeder haar goederen vermaakte aan haar dochters kind bij een avontuurlijke vreemdeling, dan nog is het onwaarschijnlijk, dat zij een achtjarige knaap naar Engeland ,,stuurden”20.
Dat zij, onkundig van het al of niet in leven zijn van Otto, diens vader bij zijn korte laatste bezoek aan IJsselstein deden geloven of in de waan lieten dat behalve zijn vrouw ook zijn zoontje gestorven was, misschien zelfs te goeder trouw, is niet onaannemelijk.
Ook dat Johan daarop zijn goederen, alsmede die van zijn zoontje, te gelde maakte en IJsselstein, waarmede niets hem verder bond, de rug toekeerde, is acceptabel. Zó enorm zullen die goederen trouwens wel niet geweest zijn. Dat de vete tussen de IJsselsteinse verwanten niet bijzonder hevig is geweest blijkt ook wel uit het feit, dat Gerrit Philipsz. voornaamste profiteur (volgens Geertruyt van Velsen) van de vervreemding van de goederen door Johan, voor de bruidegom borg was bij Otto’s huwelijk in 1541.

Jacob II graaf van Horne
Om te trachten een spoor van de bastaard Johan van Heurn te vinden in archivalia over de graven van Horne, werd een onderzoek ingesteld op het Rijksarchief te Maastricht (archief Graven van Horne), het Algemeen Rijksarchief te ‘s-Gravenhage (archieven der Heren van Altena, Nassause Domeinen, enz.), alsmede op het Algemeen Rijksarchief te Brussel (archief Grote Raad van Mechelen, Rekenkamers). Voorts werd de beschikbare literatuur over het grafelijke geslacht grondig bewerkt, naast andere gedrukte bronnen.
Om te beginnen werd vastgesteld, dat in het ,,Registre des lettres de légitimation et d’octrois pour tester” over de jaren 1465-1534 geen legitimatie van kinderen van een der graven van Horne voorkomt21. Het blijft echter mogelijk, dat een akte van wettiging is verleend door een andere vorst (had de Prins-Bisschop van Luik misschien ook dit recht ?.
In de testamentenregisters van de Grote Raad van Mechelen komt geen testament van Jacob II voor22.

Jacob II, H.R.R. Graaf, graaf van Horne (door afstand van zijn vader Jacob I in 1457, heer van Altena (25 okt. 1469 beleend), Cranendonck, Weert (1482) enz., geb. omstr. 1450 (als zoon van Jacob I en Johanna van Meurs23), overl. 8 dec. 1500, begr. Weert, trouwde ten eerste omstr. 1470 Philippine van Wurtemberg, overl. Weert 4 iuni 1475. dochter van Ulrich en Margaretha van Savoye; dit huwelijk was kinderloos. Jacob trouwde ten tweede (huw. voorw. 1476) Johanna van Brugge gen. van Gruuthuyse, overl. 5 jan. 1502, begr. Mechelen, dochter van Lodewijk, prins van Steenhuysen, heer van Gruythuyse, en Margaretha van Borselen.
Uit het tweede huwelijk vier kinderen, t.w.:

Filips van Montmorency1. Jacob III, H.R.R. Graaf, graaf van Horne, heer van Altena, Weert enz., geb. omstr. 1479, overl. 8 aug. 1531, begr. Weert, tr. 1e (huw. voorw. Mechelen 14 dec.) 1501 Margaretha van Croy, overl. 7 febr. 1514, dr. van Philips, hertog van Chimay, en Walburg van Meurs Vincentdr.; tr. 2e (huw. voorw. Brussel 4 nov.) 1514 Claudia van Savoye. Philipsdr., overl. 2 mei 1528; tr. 3e Anna van Bourgondië, dr. van Adolf en Anna van Bergen. Jacob III liet geen kinderen na.
2. Johannes graaf van Horne (1531). geb. ca. 1481. proost van St. Lambert te Luik, overl. 10 dec 1541, begr. Weert, tr. (met Pauselijke toestemming) 6 dec. 1530 Anna van Egmond, dr. van Floris, graaf van Buren, heer van IJsselsteijn, Cranendonck enz. en van Margaretha van Bergen, en weduwe van Joseph de Montmorency, wiens zoons Philips en Joseph de Montmorency door Johannes van Horne werden geadopteerd24.
3. Margaretha overl. 1522, tr. (huw. voorw. 14 nov.) 149425 Everhard van der Marck tot Aremberch, overl. 1531.
4. Emilia (Amelda), religieuze in het klooster Maria Wijngaard te Weert, abdis, overl. Weert 1562.

Graaf Jacob II had een veelbewogen leven. Nog op jeugdige leeftijd verloor hij zijn moeder Johanna van Meurs, terwijl zijn vader Jacob I in of omstreeks 1470 Minderbroeder werd in het door hem – volgens de op haar sterfbed door zijn gemalin geuite wens – gestichte Recollectenklooster te Weert. In 1457 had hij ten gunste van zijn oudste zoon afstand gedaan als graaf van Horne.
Jacob 11 kwam onder regentschap van zijn oom Vincent graaf van Meurs. Hij werd in 1469 met Altena beleend en in 1481 met Weert en Wessem.
In 1482 ontbrandde door de benoeming van zijn broeder Johannes tot Prins-Bisschop van Luik een formele oorlog met de van der Marcks tot Aremberg, die tot 1492 zou duren. In juni 1485 namen Jacob II en zijn broeder Frederik, heer van Montigny, te Sint Truiden Willem van der Marck (,,het Zwijn der Ardennen”) gevangen en deze werd daarop op 18 juni 1485 te Maastricht onthoofd. Op 14 maart 1488 werd Jacob II te Brugge gevangen genomen en tenslotte in 1490 in vrijheid gesteld. In 1492 werd een verzoening tot stand gebracht, die resulteerde in h.et huwelijk van Jacob’s dochter Margaretha met Everhard van der Marck in 1494.
De oorlog kostte veel geld. Op 10 febr. 1484 verkocht Jacob II de heerlijkheid Cranendonck aan Frederik van Egmond26. In 1485 verkocht hij het graafschap Horne aan zijn oom Vincent van Meurs, tegen de wil van zijn broeder Johannes. Deze, inmiddels als bisschop van Luik in functie getreden, kocht het graafschap in 1495 terug en beheerde het tot de meerderjarigheid van graaf Jacob III voor deze.
Van een geschil tussen Jacob II en zijn tweede gemalin blijktuit de volgende akte:

1493 jan. 24 (Inv. archief Nassause Domeinraad, 11, regest 1333) :
Jacop graaf van Hoern, heer van Altena en Korterssem belooft zich te zullen houden aan de bemiddeling van heer Frederick van Egmondt, heer van IJsselstein enz., en heer Koernelis van Bergen, heer van Zevenbergen, in de onenigheid tussen hem en zijn vrouw.

De juiste datum van het tweede huwelijk, dat vermoedelijk te Brugge zal zijn gesloten, hebben wij niet kunnen achterhalen. Vrijwel steeds wordt het jaar 1477 genoemd. Had Jacob II na het overlijden van Philippine van Wurtemberg en vóór zijn huwelijk met Johanna van Brugge twee bastaardkinderen, Johan en Johanna verwekt ? Of was dit staande het tweede huwelijk geschied ?
Onmogelijk is het zeker niet.
Van Johannes van Horne, bisschop van Luik, is een bastaardzoon Johan bekend, die in 1521 schout van Weert was. Hij trouwde Paschina van der Gracht28.
Johan III graaf van Horne, broeder van Jacob III had drie bastaardkinderen, genoemd in zijn testament d.d. 28 nov. 1540, t.w. Margaretha, Johan en Richard van Horne ).
Volgens de familie-overlevering zou de moeder van de bastaardkinderen van graaf Jacob II een gravin van der Marck tot Aremberg zijn geweest. Waar volgens de verklaring van Geertruid van Velsen Johan bastaard van Horne nooit geweten had wie zijn moeder was, is het al zeer onwaarschijnlijk, dat diens nakomelingen dit wèl geweten zouden hebben. Graaf Jacob II zou volgens Goethals29 de laatste jaren van zijn leven te Woudrichem hebben doorgebracht. Of hij aldaar dan wel te Weert is overleden staat niet vast. Zeker is, dat hij in het Minderbroedersklooster te Weert is begraven:

(,,Liber Recommendationis Conventus Werthensis O.F.M.“, blz. 64):
,,A.D. 1500, die 8 Decembris obiit generosus et inclytus comes Dns Jacobus de Horne, filius primogenitus fundatoris nostri conventus, parentis sui in haerediis et virtutibus successor; qui ob singularem devotionem in habitu nostri Ordinis, ante summum altare in tumba suo Patri Frati Jacobo consepultus est; cuius anima requiescat in pace.” (Overgenomen uit Liber Recommendationis II).

Conclusies
Hoewel het onderzoek dus geen volledig positief resultaat heeft opgeleverd, ben ik toch van mening, dat aan de afstamming van het geslacht Van Heurn uit een bastaardzoon van een graaf van Horne niet getwijfeld behoeft te worden. Vóór deze mening pleiten de volgende overwegingen:
a. De in het familie-archief aanwezige verklaringen uit de jaren 1590/1602 werden voor zover mogelijk op feitelijke juistheid getoetst en blijken voor een groot deel als aanvaardbaar te moeten worden aangemerkt.
b. Dat Otto van Heurn een Johan tot vader had staat vast.
c. Het in de verschillende verklaringen over deze Johan van Heurn medegedeelde is aannemelijk en zijn levensloop was zodanig dat daarover in ons land weinig gevonden kan worden.
d. Tijdgenoten van de kinderen van Otto van Heurn, zoals Johannes van Horne, heer van Boxtel en graaf van Baucignies, accepteerden de beweerde afstamming en waren ongetwijfeld bekend met het feit, dat de familie Van Heurn het volle wapen der graven van Horne voerde30.
e. De leden van het geslacht van Heurn schreven oudtijds hun naam zowel aldus als van Hornes of de Hornes. Anderzijds schreven de graven van Horne zich eveneens de Hornes, van Hornes, de Heurne en van Heurne31.

Dat nog eens een authentieke akte gevonden wordt, waaruit het bestaan van een Johan, bastaardzoon van graaf Jacob II, blijkt, is niet uitgesloten. Ook lijkt het niet onmogelijk, dat zijn zuster Johanna, non te Weert, enig spoor heeft achtergelaten. Uitputtend is ons onderzoek zeker niet geweest ! Ik hoop, dat deze publicatie aanleiding moge geven tot commentaar en tot aanvullingen, welke misschien uiteindelijk de volle waarheid aan het licht zullen brengen.

Voetnoten

1. Zie Genealogisch Repertorium Van Beresteijn: o.m. Herald Bibl. 1873, “Gedocumenteerde afstammingsstaat van het geslacht van Heurn” door Jhr. Dr. F. C. van Heurn, 1941, en Mdbld. De Ned. Leeuw 1941, k. 417 en 1942, k. 26.
2. De Heer W. A. Wijburg Jr. te Utrecht was zo vriendelijk mij opmerkzaam te maken op een handschrift Booth (Rijksarchief Utrecht, handschr. nr. 380), waarin naar deze en enkele andere akten wordt verwezen.
3. D.i. de latere Dr. Johannes Heurnius, professor te Leiden, 11 in Ned. Adelsboek.
4. Richard van Heurn, later baljuw en dijkgraaf te Woerden.
5. Nl. tussen Jonker Warnart van Merode, Jonker Thomas van Merode, Adriana van Merode wed. Gerrit van Strijthagen, kinderen van wijlen Jonker Johan van Merode. als rechthebbende bij testament van wijlen Joffr. Clara van der Nijkercken, enerzijds, en Henrik van Nes, rentmr. van Noordeloos ,,als texploict geaccepteert hebbende” voor de Furst-Gravinne van Aremberch als erfgename van wijlen Heer Cornelis van Bergen, in leven Heer van Zevenbergen, ter andere zijde (vgl. Ned. Leeuw 1940, k. 124).
Op 23 april 1556 waren bij besluit van Karel V gelegitimeerd Thomas en Clara van Nieuwkereke, broeder en zuster, natuurlijke kinderen van Dns. Nob. Thomas van Nieuwkercke, priester, kanunnik en deken van St. Jan te Utrecht, verwekt bij Elisabeth Riehaldi (die ook de moeder was van Geertruid van Velsen) ,” vrije ongehuwde vrouw (Utrecht, bij het stadsarchief bewaarde archieven, nr. 622).
Waarschijnlijk was Geertruid van Velsen ook een natuurlijke dochter ‘van Elisabeth Rijcken. Deze wordt nooit ,,weduwe van Lambert van Velsen” genoemd, zoals men toch zou verwachten, indien zij met hem gehuwd was geweest.
6. De natuurlijke vader van Thomas en Clara was Jonker Thomas van Nykercken (von Neukirchen), kanunnik en deken van St. Pieter (1515-28). daarna kanunnik en deken van St. Jan, overl. Utrecht 19 aug. 1556, zoon van Johann von Neukirchen, ridder, Herr zu Neukirchen (bij Wevelinghoven, Rijnland), en Clara van Ameldonck (Rijksarch. Utrecht, Kapittel ten Dom nr. 4274, Gem.-arch. Utrecht, Bij het stadsarchief bewaarde archieven. nrs. 567, 597, 618, 620, e.a.).
Catharina von Neukirchen, kennelijk een zuster van Thomas, was vóór 1494 gehuwd met Gerhard von Merode, zn. van Wilhelm II, Herr zu Buir, en N.N. Zijn enige zoon Johann, Herr zu Neukirchen, tr. Ida Mohr von Wald. Deze Johan van Merode werd door Thomas van Nykercken in zijn testament zijn neef genoemd. Hij had een ongehuwde zoon Otto en voorts Thomas, Adriana tr. Gerard van Strijthagen tot Zeveren (bij Amby), en Werner, ridder, burgemeester van Düren. Deze waren de erfgenamen van Clara van Nykercken, mede genoemd in de sententie van het Hof van Holland van 1586 (E. Richardson, Geschichte der Familie de Merode, Praag 1877-81, I. 64 e.v., II, 241).
7. Deze Thomas was de oudste zoon van Dr. Johannes Heurnius, III in Ned. Adelsboek.
8. De naam van de klok die geluid werd.
9. Er staat in de getypte copie 2 aug. Waarschijnlijk moet dit 12 aug. zijn, gezien de Leidse overlijdensdatum.
10. O.m. de in noot 1) genoemde bronnen en bovendien ook nog Nederland’s Adelsboek 1914.
11. Universiteitsbibliotheek Utrecht, Handschriften, nr. 1828, 113.
12. Van Buchell, die op 1 mei 1583 te Leiden als student in de letteren werd ingeschreven, maakte later nog een buitenlandse reis samen met Johannes Heurnius, de zoon van de professor, die in Leiden medicijnen studeerde. Hij heeft de familie dus goed gekend.
13. Hij werd te Utrecht overluid: ,$em XIIa Nov. 1606 in obitu et funere generosi domini Johannis de Hornes, baronis in Bocxtel, comites in Bausigny, etc. Salvator quinquias xxx fl.”
14. Jacob Cornelisz. van Meurs (Meursius) werd te IJsselstein geboren in 1550. Hij werd priester en kanunnik te Utrecht. In feb. 1576 verdween hij uit het klooster met een linnennaaister uit de Lauwerssteeg. Hij huwde deze jongedame en werd in 1578 geref. predikant te Loosduinen. In 1616 ging hij met emeritaat. Cf. ,,Diarium van Arend van Buchel”, blz. 41; C.B.v.G., collectie Regt.
15. F.L. Hartong, Register der protocollen van notarissen in Nederland, Rotterdam, 1916.
16. Alg. Rijksarchief, rechterl. archief Woerden nr. 78.
17. Id., id., nr. 2.
18. Ned. Leeuw 1951, k. 259 en 260.
19. Vgl. ,,Kronyk van het klooster Maria-Wijngaard te Weert” in Publ. Soc. Hist. et Arch. Limb., jg. 1875.
20. Goethals schrijft in zijn ,,Histoire généalogique de la Maison de Hornes”: ,,Jacques III comte de Hornes fut chargé en 1519 d’une ambassade en Angleterre.”
Hoe lang het verblijf van Jacob III in Engeland heeft geduurd blijkt niet. Maar zou ‘t niet mogelijk zijn, dat Jacob III zich bij afwezigheid van zijn (veronderstelde) halfbroeder over diens wees geworden zoontje heeft ontfermd en het heeft medegenomen naar Engeland ? Dit zou het verblijf van Otto in Engeland op een meer voor de hand liggende wijze verklaren, dan het onwaarschijnlijk klinkende verhaal, dat hij door zijn IJsselsteinse familieleden daarheen gestuurd was.
21. Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, nr. 163 e.v.
22. Algemeen Rijksarchief Brussel, Grote Raad van Mechelen, nr. 36.
23. Zie o.m. Dr. Daniël van Wely O.F.M., ,,Horne en de Minderbroeders”, Weert 1961; Dr. Daniël van Wely O.F.M., ,,Liber Recommendationis Conventus Werthensis O.F.M. ‘, Weert 1961; J. baron van Hövell tot Westerflier, ,,De Memorietafel van Johanna van Meurs”, Bulletin Kon. Ned. Oudheidkundige Bond, 1964, 2; M. J. Wolters, ,,Notice historique sur l’ancien comté de Hornes”, Gent 1856, enz.
24. Na de dood van graaf Johan III kwam het graafschap Horne aan zijn stiefzoon Philips de Montmorency. Deze is de bekende ,,graaf van Hoorne”, die, tezamen met Lamoraal van Egmond, op 4 juni 1568 te Brussel werd onthoofd. Over de erfopvolging is nóg jaren geprocedeerd. (Zie o.m. Rijksarchief Arnhem, Civiele processen Hof van Gelderland, 1577 nr. 30, bevattende zeer uitvoerige genealogische gegevens over alle takken der van Hornes en vele extracten uit leenregisters van Gelre en Brabant; ,,Historische und Genealogische Prüfungen über die von weiland Herrn Grafen Johan den III. zu Horn . . . festgestellte Successions-Ordnung . . ., 1754 (Rijksarchief Maastricht).
25. Algemeen Rijksarchief ‘s-Gravenhage, Inv. Arch. der Heren van Altena, regest nr. 107.
26. Inv. Archief Nassause Domeinraad, II, regesten 1238 en 1239.
27. Hieruit twee kinderen: Claudina, tr. vóór 1563 Johan Hompesch h. tot Titz, en Johan van Horne, schout van Horne 1571, tr. Constantia van der Heyden, dr. van Michiel, burgemr. van Antwerpen, en Margaretha Salomon. (R.A. Maastricht, rechterl. archief Weert, nr. 138 en 139, div. akten).
28. Volledige tekst van dit testament in M. J. Wolters, ,,Notice historique sur l’ancien comté de Hornes”, Gent 1850. In 1546 was Richard aanwezig op een vergadering van ingelanden van het Land van Altena te Woudrichem, vgl. Ned. Leeuw 1961, k. 234.
29. F. V. Goethals, ,,Histoire généalogique de la Maison de Hornes”, Brussel, 1848.
30. In de heraldische collectie Muschart op het Centraal Bureau voor Genealogie wordt als oudste zegel met dit wapen vermeld een zegel van Thomas Heurnius, raad, rentmr.-generaal van de Dom, d.d. 17 nov. 1626.
31. Vgl. Goethals, die meerdere facsimile-handtekeningen geeft.

 

Naar het menu
Terug naar het schema