Aankoop
Op 23 september 1903 koopt Selius samen met zijn vriend Johannes de Vlas een perceel van de voormalige Koolteerdistilleerderij Perseverantia aan de Trekweg in Harlingen. Waarom zij dit stuk grond kopen is een raadsel want de grond is sterk vervuild. Misschien kopen ze het deel waarop de directeurswoning nog als enig overgebleven gebouw op staat, maar de nota die van de koop getuigt, vermeldt dat niet.
Onderstaand de tekst van de nota uit 1903
Het terrein Perseverantia is totdat het terrein gesaneerd wordt één van de meest verontreinigde gebieden van Friesland. Tussen 1895 en 1901 destilleerde de teerfabriek Perseverantia uit koolteer producten zoals naftaline en carbolzuur. Echte milieuwetgeving was er toen nog niet. Dit heeft er voor gezorgd dat de grond zwaar verontreinigd is met onder andere pek.
Op 12 april 1895 wordt er een advertentie in de Leeuwarder Courant geplaatst over een aanbesteding. Het gaat over het bouwen van een aantal panden voor een koolteerdistilleerderij. De NV die hiervoor is opgericht de “Naamloze Vennootschap Koolteerdistilleerderij Perseverantia”, gevestigd in Harlingen, doet de aanbesteding. Op dat moment kan niemand nog vermoeden dat deze onderneming later als schoolvoorbeeld zal worden gebruikt om aan te geven hoe ondernemingen de mist in kunnen gaan.
Het is niet bekend wie er hebben ingeschreven, mogelijk ook Selius of één van zijn broers, maar de aanbesteding wordt gegund aan de laagste inschrijver die uit Leeuwarden komt.
Het plan
De oprichter van de fabriek is Thomas Smit, geboren in Harlingen in 1839. In 1869 vestigt hij zich in Amsterdam waar hij al drie jaar procuratiehouder is bij de Maatschappij voor Chemische Industrie te Amsterdam, een koolteer verwerkend bedrijf. In de jaren dat Thomas voor deze firma werkt is de koolteerindustrie in België en Engeland al veel machtiger dan de paar Nederlandse koolteerverwerkende bedrijven. Omdat de vraag naar koolteer in Noordwest-Europa groter wordt dan de gasfabrieken in totaal produceren bepalen kunnen er hoge prijzen worden gevraagd. Om de prijs te kunnen drukken vormen de gezamenlijke koolteerbedrijven in Engeland en België in 1890 het zogenaamde teerkartel en bepalen nu wat zij willen betalen voor de koolteer van de gasfabrieken. Deze fabrieken worden hiermee praktisch geheel afhankelijk van de productiecapaciteit van de in het kartel verenigde koolteerfabrieken. De Maatschappij waar Thomas werkt heeft zich, evenals de andere Nederlandse koolteerbedrijven, bij het kartel aangesloten.
Thomas Smit, nog steeds werkzaam in Amsterdam, moet nu toezien hoe een derde van de in Nederland geproduceerde koolteer naar Belgische fabrieken gaat. De firma waar hij voor werkt moet hierdoor inkrimpen. Thomas Smit heeft een levendig en tot ondernemen geneigd karakter en besluit het teerkartel te gaan doorbreken. Hij neemt ontslag in Amsterdam en gaat terug naar zijn geboortestad Harlingen met het plan om daar een koolteerfabriek oprichten zodat de gasfabrieken in Nederland niet meer afhankelijk zijn van het teerkartel. Mede door opboeiende economie weet Thomas een groot aantal Harlinger ondernemers en geldschieters zover te krijgen om 500.000 gulden in deze onderneming te steken. Maar ook van buiten Harlingen wordt kapitaal geïnvesteerd o.a. door handelsfirma Merrem en la Porte uit Amsterdam voor 100.000 gulden. Thomas Smit doet zelf voor 4.000 gulden mee. De bouw van de nieuwe koolteerfabriek in Harlingen kan beginnen.
De foto bovenstaand toont een gasfabriek uit 1910
De producten en de markt
Voor de producten die het bedrijf uit de koolteer maakt (zie de tabel onderstaand) worden rond 1890 redelijke tot zeer goede prijzen betaald. Vooral naftaline en carbolzuur zijn prijzig. De prijs van carbolzuur heeft zijn piek bereikt, gedurende de Krimoorlog (1855-1856) wordt gebruikt als desinfecterend middel. Het aantal soldaten dat in de 19e eeuw aan wondinfectie overlijdt, is vaak hoger geweest dan het aantal gesneuvelden op het slagveld. Door het gebruik van carbolzuur in de veldhospitalen zijn toen vele levens gered.
Milieuwetgeving eind 19e eeuw
Er is aan het einde van de 19e eeuw nog geen echte milieuwetgeving hoewel omwonenden wel bezwaar in kunnen dienen bij de gemeente. Of er zijn geen bezwaren geuit in het geval van Perseverantia of ze zijn door de gemeente Harlingen genegeerd.
De directeur van Perseverantia, W.A.C. Fontein, moet wel een aantal vragen van de gemeente over de hoogte van de fabrieksschoorstenen en het gebruik van het slootwater beantwoorden. Men is beducht voor vervuilde sloten tenslotte is er veel landbouw en veeteelt in de omgeving. Er wordt vooral gevreesd dat het vee ziek wordt. Ook vraagt de gemeente inlichtingen over de afvoer van de rookgassen. In het antwoord van Fontein vinden we onder andere het volgende over de fabrieksschoorstenen: Deze krijgen de minimaal voorgeschreven hoogte van twaalf meter. Over het gebruik van het water schrijft hij dat dit alleen als koelwater gebruikt zal worden en net zo schoon de fabriek weer zal verlaten als het erin komt. Vragen betreffende de chemische stoffen die het bedrijf zal produceren en hoe men wil voorkomen dat deze niet in de grond zullen komen stelt de gemeente niet. Men verleent de vergunning en de eerste, en tot nu toe laatste, chemische fabriek bij Harlingen kan gebouwd worden.
Overigens merken de omliggende bewoners later wel wat de consequenties zijn van het hebben van een fabriek als buur. Er verandert nogal wat in de Koningsbuurt, een industriële buurtje waar men al eeuwenlang stenen en dakpannen bakt en op de landen eromheen koeien en schapen laat grazen. Voor een aantal bewoners betekent de komst van de fabriek vast werk. Voor anderen een bron van overlast. Een beschrijving van wat er bijvoorbeeld fout kan gaan bij het leeg laten lopen van de distilleerketels na de distillatie, als er alleen nog maar pek in de ketel zit wordt gegeven door D. de Vries. Hij is in 1890 in de Koningsbuurt geboren en komt gedurende zijn lagere schooltijd vier keer daags langs de fabriek. Het verhaal gaat als volgt:
Voor de fabriekshal is een rechthoekige gemetselde bak ongeveer 50 à 60 cm diep. Hierin stroomt vanuit de fabriekshal vloeibare pek, die vermoedelijk door onkunde van de bewerkers af en toe onder de toegangsdeuren( van het fabrieksterrein) doorstroomt over het voetpad en zo in het water(Trekvaart) loopt. De afschuwelijke gele dikke rook, die met het pek tevoorschijn komt is voor de bewoners van de omgeving iets verschrikkelijks en klacht op klacht gaat dan ook naar het gemeentebestuur.
De start
Al snel wordt er in 1895 gestart met de bouw en verrijst er tussen de Trekvaart en de spoorlijn Harlingen – Leeuwarden een indrukwekkend complex gebouwen waarin de distilleerinstallatie wordt ondergebracht. Stoom, elektriciteit en een eigen watertoren behoren allemaal tot de uitrusting van de nieuwe fabriek. Over de watertoren verschijnt op 2 november 1895, de productie is dan net van start gegaan, in de Leeuwarder Courant het volgende bericht:
Harlingen, 31 Oct. Van den ongeveer honderd voet hoogen watertoren der fabriek “Perseverantia” viel een Duitsch werkman van de stelling. Met een gebroken kaak, een schedelbreuk en een paar gebroken ribben, werd hij naar het gesticht der ziekenverpleging gebracht, waar zijn eerste vraag was, nadat hij tot bewustzijn was gekomen, ‘of hij soms gevallen was’. Naar omstandigheden maakt de patiënt het vrij wel. |
Blijkbaar maakt het ongeluk indruk, of misschien is het toeval, maar twee dagen later, op 4 november komt het bericht rechts in de Leeuwarder Courant te staan. Later zal blijken hoe relevant deze verzekering is.
Hoe ziet de fabriek er uit
Er is een flink aantal gebouwen zoals twee distillatiegebouwen, vijf schoorstenen, gebouwen om te koelen, wassen en persen en een directeurswoning. Op het fabrieksterrein ligt een aftakking van het spoor Harlingen-Leeuwarden en hierover rollen de ketelwagens, ieder gevuld met 10 ton koolteer, het fabrieksterrein op. De inhoud van deze wagons wordt gelost in de teerput, een gemetselde bak. Nadat de koolteer van ammoniakwater gescheiden is, wordt het opgepompt naar het distillatiegebouw waarin zes grote distilleerketels staan die elk 20 ton teer kunnen bevatten. Tegen dit gebouw zijn drie schoorstenen gebouwd. Dan is er ook het ketelhuis waar de stoom wordt opgewekt om de werktuigen in de fabriek aan te drijven. We weten dat de eerste elektriciteitscentrale in Friesland pas geopend wordt in 1911 in Grouw, waarbij Selius de bouw verzorgt, dus alles wordt nog op stoom aangedreven. Er is ook nog een aantal tanks voor de opslag van de eindproducten. De teerolie die uit de koolteer wordt gedistilleerd wordt in de verschillende gebouwen op het fabrieksterrein gekoeld, gewassen, geperst, weer gedistilleerd en gerectificeerd totdat er diverse eindproducten overblijven.
Wat er achterblijft in de distilleerketels is pek, die men in de pekput laat lopen. Daar koelt het af, stolt en wordt het later losgeslagen, tot gruis gemaakt en gebruikt als bindmiddel bij het maken van briketten.
De eerste jaren
1896
In dit jaar wordt de fabriek uitgebreid hetgeen de lening verhoogt met f 150.000,-. |
1897
Er wordt reclame gemaakt in de Leeuwarder Courant voor een ander product van Perseverantia namelijk ruw carbolzuur. |
Bijna tegelijkertijd wordt er melding gemaakt van een naar ongeval. |
Het vervolg
1889
Er gebeurt weer een ernstig ongeluk. Op zich niet ongebruikelijk want de arbeidsomstandigheden zijn in die tijd heel anders dan nu |
1900
Het aanvankelijke optimisme, kenmerkend voor iedere startende onderneming, maakt na een aantal jaar plaats voor grote bezorgdheid bij de aandeelhouders. De lucratieve koolteermarkt in Nederland is door de komst van Perseverantia verandert in een strijdperk waar hard wordt gevochten om de nu schaarse grondstof. Weliswaar wordt de invloed van het teerkartel in Nederland in die jaren doorbroken maar de productiecapaciteit in Nederland is te groot geworden. Ook vindt er een aantal ongelukkige gebeurtenissen plaats.
Er is brand uitgebroken, gelukkig heeft de ramp wat minder gevolgen dan verwacht. |
Het einde
1901
En weer zijn er ongelukken. Bovendien nemen de klachten van de omwonenden en de omliggende landbouwbedrijven toe. De bevolking heeft spijt van het geen strobreed in de weg leggen bij de komst van de fabriek.
Een ernstige ontploffing en brand
Werknemers van Perseverantia |
1902
Vanaf juni 1902 wordt alles te koop gezet, het is het definitieve einde van de fabriek |
Na al en paar keer stilgelegd te zijn moet het jonge bedrijf in 1902 zijn activiteiten staken. In juni van dat jaar worden alle machines, gebouwen en transportmateriaal uit de hand verkocht. De gehele distillatieapparatuur wordt overgenomen door de Utrechtse Asfaltfabriek. Selius koopt een jaar na dato een stuk grond. De bedrijfsgebouwen van Perseverantia worden gesloopt en alleen het administratiegebouw, tevens directeurswoning blijft staan. Het heeft er nog ruim een eeuw gestaan als een stille getuige van een zakelijk avontuur dat Perseverantia heette.
Verkoop
Selius koopt het land samen met zijn vriend en zakenpartner Jan de Vlas. We zien geen bewijs van verkoop van het stuk land. Mogelijk kunnen ze het door de vervuiling niet meer slijten, mogelijk is de verkoopakte verloren gegaan.
Misschien hebben beiden goedkoop de grond gekocht en er toch nog winst op gemaakt, misschien is dit één van de zeldzame gevallen waar Selius de plank een beetje mis geslagen heeft.
Bronnen en Foto’s: Fokke Sytema, Johannes de Vries, Tresoar, Leeuwarder Courant via Delpher, Wikipedia, natuurlexicon.be, brianaltonenmph.com, Den Haag FM, Tijdschrift der Nederlandse Maatschappij ter bevordering voor Nijverheid, Agriwiki, bomensnoeien.com Het bovenstaande verhaal over de fabriek Perseverantia is voor een groot deel gebaseerd op de website van Fokke Systema. Hij heeft op deze website interessante en boeiende verhalen geschreven, waaronder over deze fabriek. Hij heeft gegevens gebruikt uit het boek “De markt als Spiegel”, geschreven door Joh. de Vries. |
Naar menu Selius |