Terpaarde

Selius koopt veel onroerend goed. Zo af en toe koopt hij ook een terp, die hij dan afgraaft. Dat afgraven heeft twee redenen; hij kan de grond als vruchtbare weide- of bouwgrond verkopen en hij kan de terpaarde verkopen.

Terpen

terp-hogebeintum1

Terpen zijn heuvels die al vanaf ca. 500 v. Chr. aangelegd werden om een droge plek te hebben bij hoogwater. De kwelders aan de kust waren rond inmiddels hoog genoeg voor bewoning. Vooral de uitgestrekte weidegronden die de kwelders boden, waren reden om de kust op te zoeken. Al was de vruchtbare zeeklei ook zeer geschikt voor akkerbouw.

Hoewel vaak gedacht wordt dat het een armoedige streek was, blijkt het tegendeel uit de vondsten die er gedaan zijn. Vele gouden, zilveren en bronzen sieraden en munten wijzen op een lokale elite. Mensen die maar al te graag lieten zien hoe belangrijk ze waren en hoe goed ze het hadden. Ook blijkt uit de vondsten dat van een isolement geen sprake was. De bewoners van de noordelijke klei onderhielden al in de vroege middeleeuwen handelsnetwerken met Scandinavië en Engeland. En de vele Romeinse vondsten laten zien dat het gebied zelfs mondiaal meetelde.

Overstroomde kwelder-1Natuurlijk, de kwelder overstroomde af en toe. Maar al snel wisten bewoners gebruik te maken van deze natuurlijke dynamiek. De incidentele overstromingen zorgden namelijk voor aanwas van voedselrijk slib, dat de bodem geschikt maakte voor het verbouwen van allerlei gewassen. De uitgestrekte graslanden werden zowel als hooiland als weidegrond gebruikt. De zee voorzag in vis en schelpdieren. En de terpen zorgden voor veiligheid. Soms was er een huisterp, waar één huis op stond, soms herbergde de terp een hele nederzetting.

In de volle middeleeuwen, zo rond 1200, werden de uitgestrekte kwelders stukje bij beetje ingepolderd. De meeste dijken waren vermoedelijk al gereed vóórdat in deze streek kloosters kwamen. En dus kunnen we de dijkaanleg niet alleen toeschrijven aan kloosterlingen. Eerder zullen het de boeren zijn geweest (al dan niet aangestuurd door lokale elite) die hun krachten bundelden en uiteindelijk een aaneengesloten dijkenstelsel realiseerden langs de huidige Waddenkust.

Sythiema stateDaarna veranderde er veel. In rap tempo verzoette het landschap en strekten dorpen en boerderijen zich uit tot buiten de veilige terpen. Er verschenen her en der bomen. En er kwamen grotere akkerarealen. Op de lichtere klei maakte steeds meer weidegrond plaats voor akkers. Ook verrezen er grote boerderijen op de stevige klei, evenals vele stinzen en borgen. Zoals de Botnia State bij Marrum en de Sythiema State bij Hallum. De laatste is op de tekening links te zien.

In het begin van de 19e eeuw hield men zich in Friesland toenemend bezig met bodemverbetering waarbij al snel ontdekt werd dat de vruchtbare terpaarde de vaak arm geworden landbouwgrond kon verrijken. Terpen hadden al lang hun functie verloren en boden nu commerciële kansen en vanaf ca. 1840 begon men met het afgraven er van. Ook Selius neemt de gelegenheid te baat en hoewel terpaarde niet zijn hoofdinkomsten waren, verdient hij er een leuk centje aan.

Het woord terp komt uit het Fries en betekende oorspronkelijk dorp. In Friesland zijn terpdorpen te herkennen aan de uitgang -um zoals Achlum, Bosum, Hogebeintum, Marrum, Hallum, Britsum en Wierum.

Terpaarde

Vanaf 1840 verschenen regelmatig advertenties in de Leeuwarder Courant met aanbiedingen voor terpaarde (zie het voorbeeld rechts uit de Leeuwarder Courant van 29 maart 1905). Vanaf die tijd werden vele terpen in Friesland afgegraven. Het vervoer van de terpaarde gebeurde namelijk vooral per schip. Dat blijkt ook wel uit de advertentie die Selius in 1905 plaatst. Voor de schippers die de terpaarde vervoerden was het een goede bijverdienste. Op de terugweg namen zij vaak koemest mee van de boeren op de arme gronden om deze te verkopen aan de kleiboeren nabij de terpen.

Meestal werden vooral de onbebouwde delen van de terpen afgegraven. Soms werden echter ook gebouwen gesloopt om bij de terpaarde te kunnen komen.

18960207-spoor-en-kipkarrenEen terp afgraven was eerst handenarbeid. In de jaren 1870 werd overgeschakeld op kipkarren op smalspoor. Eerst met paarden ervoor, later werden hiervoor ook stoomlocomotieven ingeschakeld.
Waarschijnlijk is dat de reden dat Selius in 1896 een advertentie plaatst waarin hij spoor en kipkarren zoekt.

Begin 20e eeuw begon ook de belastingdienst in te zien dat er geld te verdienen viel. De eigenaren van terpen betaalden daarover nu niet langer belasting per vierkante meter maar per kubieke meter. Dat zorgde voor een versnelling van de afgravingen, omdat eigenaren de terpen liever te gelde maakten dan niet gemaakte inkomsten af te moeten dragen aan de belastingdienst.

Bij de terpafgravingen was er in eerste instantie vaak weinig aandacht voor het bodemarchief. Eigenaren hadden wel oog voor de rijkdommen die tevoorschijn kwamen, zoals Romeinse schatten. Alles wat door de arbeiders gevonden werd, moest aan de eigenaar worden afgestaan.

Maar vaak ook verdwenen ze met de terpaarde naar de arme gronden. In weidegebieden waar de terpaarde werd uitgestrooid mochten geen harde voorwerpen liggen en deze werden daarom door landarbeiders opgespoord en op afvalhopen gegooid, waar archeologen ze soms later weer aantroffen. In 1961 werd zo bij Harich in een afvalbult een Romeins Apollobeeldje gevonden. Navraag bij de zoon van de rentmeester van het grootgrondbezit wees uit dat de terpaarde van de weilanden nabij afkomstig was van de rond 1925 afgegraven terp van Tzum.
Bovenstaand een advertentie van mei 1902 en het apollobeeldje uit Harich

Nu heeft Selius rond Tzum wel terpaarde afgegraven en verkocht, maar voor zover terug te vinden is, is dat ruim 20 jaar eerder geweest. Het is wel waarschijnlijk dat er met de vele aarde die hij verhandelde er archeologisch interessante voorwerpen naar elders in Friesland, of zelfs naar buiten de provincie meegereisd zijn.
Voor het houden van toezicht op de afgraafwerkzaamheden bij een terp nam Selius terpbazen in dienst. We zien hier een advertentie uit de Leeuwarder Courant van juni 1901 waar hij een vervanger zoekt voor één van zijn terpbazen die blijkbaar ziek geworden is.

In de jaren dertig liep de handel in terpaarde op zijn einde met de opkomst van de toepassing van kunstmest. Van Selius zien we voor het laatst in februari 1920 een advertentie waarin hij terpaarde aanbiedt (advertentie rechts). De tekst van de advertentie is inmiddels een stuk uitgebreider geworden dan zijn advertenties rond de eeuwwisseling. Zijn eerste advertentie verschijnt in de Leeuwarder Courant op 10 maart 1883 (advertentie links). Hij heeft dus uiteindelijk, in periodes, een krappe 40 jaar terpaarde afgegraven en verhandeld. Of de verkoop van de aarde nu bijvangst was (waarschijnlijk wel, hij zal zich meer gericht hebben op het verkopen of verhuren van de grond) of niet, het zal hem geen windeieren gelegd hebben omdat hij deze nevenwerkzaamheden, zo lang heeft voortgezet.

Voorbeeld van de inkomsten

Afgraven van de terp

In 1901 heeft hij 4.000 ton terpaarde te koop. We zien nu voor het eerst een hoeveelheid. 19012211-NieuwbladFriesland-terpaarde
Al eerder, in 1893, zien we een prijs, die is 75 cents voor schepen en 85 cents voor pramen. In 1907 zien we de prijs van 70 cents per scheepston. Uitgaande van de laagste prijs 70 cent, heeft hij voor 4.000 ton ongeveer 2.800 gulden ontvangen. Dat is te vergelijken met een ruime € 35.000,- nu. Toch niet gek voor een schepje aarde. 18930308-terpaarde-oosterend-osingahuis

Contract voor het afvoeren van terpaarde

In 1918 verpacht Selius een stuk land in IJslumburen dat onder Achlum ligt. Hij behoudt het recht om op het verpachte stuk land terpaarde af te graven en af te voeren. In maart 1919 sluit hij een contract af voor deze werkzaamheden. Onderstaand de tekst. Op de pagina Verhuur is het contract te vinden over het verpachten van het stuk land.
Het betreffende perceel schaft Selius aan op 14 januari 1916. Hij koopt het perceel 1 van landen op IJslumburum onder Achlum voor een bedrag van f 2.059,- per pondemaat. We weten dat het perceel 1 hectare en 20 centiare groot is. Een pondemaat is 36,74 are. Selius telt dus voor de koop van het stuk land iets minder dan f 6.000,- neer. We weten nu uit onderstaand contract en uit het contract op de pagina Verhuur hoe hij winst maakt op deze aankoop.

Ondergetekenden Selius Jelles Timmenga, taxateur, wonende te Oosterend en
Catharinus de Witte, Timmerman, wonende te Oosterlittens
verklaren, dat zij voor het afgraven en vervoer der terpaarde van het aan den contractant behorend perceel terpbouwland te IJslumburen onder Achlum, kadaster gemeente Tzum Sectie C no. 1678 groot 1 hectare 20 centiare, zijn overeengekomen:
Contractant Timmenga brengt in het perceel terpbouwland voormeld en wordt daar voor gecrediteerd met een bedrag van Vijfduizendvijfhonderd gulden, benevens eene rente daarvan gerekend waar vijf ten honderd in het jaar van den eersten maart 1900 negentien af en contractant de Witte brengt in zijne ???? en alle werkzaamheden welke voor de bovenbedoelde exploitatie wordt vereischt en kan daarvoor bij de ?likundatie? aan contractant Timmenga in rekening brengen eene som van Vijfhonderd gulden.
De onkosten welke voor matterialen, opslag en arbeidsloonen van andere personen benodigd worden, zullen voor gezamenlijke rekening zijn.
De waarde van het na de afgraving overblijvende land zal mede ?marfaal? zijn.
De contractant de Witte verplicht van de ontvangsten en uitgaven boek te houden en daarvan te allen tijde inzage te geven aan den contractant Timmenga. Jaarlijks voor of op dien datum in 1900 negentien zal door den contractant de Witte rekening en verantwoording moeten worden gedaan en hetgeen na aftrek van de onkosten en renten overblijft zal in de eerste plaats strekken tot afbetaling van het bedrag waarvoor de contractant Timmenga voor inbreng is gecrediteerd.
Daarvoor deze tot bewijs in duplo opgemaakt en getekend der maart 1919.S.J. Timmenga
C. de WitteVerder is nog tuschen comparanten overeengekomen dat van de gelden benodigd voor aankoop van materiaal of het maken eene rente zal berekend worden naar 5% jaars, deze rente zal ten voordeel komen van den comparant welke die gelden voorschoot.6 maart 1919
S.J. Timmenga
C. de Witte

Buiten het contract zijn er twee betalingsbewijzen bewaard gebleven over benodigdheden voor de afvoer van terpaarde van dit terrein. Een ontvangstbewijs voor een betaling van f 2.500,- voor rails en een ontvangstbewijs voor nog eens f 700,- voor het aankopen van spoor.

Bronnen en foto’s: Wikipedia, Leeuwarder Courant, Beleef Friesland, kustvaartforum.com

 

Naar menu Selius