Jongensspelen

Onderstaand de plaatjes en tekst uit een jongensboek uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Wat zullen ze het prachtig gevonden hebben, want het heeft veel gekleurde plaatjes. Dat het her en der wat belerend is, is heel normaal voor de tijd en zal niet opgevallen zijn.

Over de kleding van de jongens op de plaatjes. Jonge kinderen droegen in die tijd jurken, of het nu jongens of meisjes waren. Zodra ze de kleuterleeftijd voorbij waren, droegen ze dezelfde soort kleding als volwassenen. Echte speelkleding was er dus nog niet. Die was pas beschikbaar tegen de twintigste eeuw toen matrozenpakjes en matrozenjurkjes in zwang raakten.
Spatie
Boekje van: DBNL

 

Jongensspelen-omslag Jongensspelen
Verhaaltjes voor de jeugd
spa
Uitgegeven door: H.A.M. Roelants,
Schiedam 1860-1870
Jongensspelen-1 Leeren spelen

Komt jongens, ’t leeren is gedaan,
Wij mogen nu wat spelen gaan;
Want meester zegt: ‘wie leert met vlijt,
Die mag ook spelen op zijn tijd!
Jongensspelen-2 Hoepelen

Welaan, de hoepel in de hand,
Beginnen wij van dezen kant,
En wie het eerst daar ginder is,
Die is de vlugste, die is wis.
Jongensspelen-3 Kegelen

De kegels zijn reeds opgezet,
Wel jongens, wel, dat is een pret,
Wie ’t eerste nu de koning raakt,
Wordt koning van het spel gemaakt.
Jongensspelen-4 Knikkeren

Wie knikk’eren kan, die komt maar hier,
In ’t knikk’ren vind ik veel pleizier;
Maar wie krakeelt of twist daarbij
Die jagen wij terstond op zij!
Jongensspelen-5 Schoppen

Ja, schoppen, ja, dat doe ik graag,
Nu eens zoo hoog, en dan weer laag,
Maar niet te wild, dat is verkeerd,
Omdat men zich dan ligt bezeerd.
Jongensspelen-6 De sneeuwpop

Zie zoo, mijn sneeuwpop is gereed,
Geloof mij, dat ik er van zweet;
Maar ’t is toch beter dan bij ’t vuur,
Al is het ook wat koud of guur.
Jongensspelen-7 Schaatsenrijden

Wat is ’t een mooije gladde baan,
‘k Wou nu wel schaatsenrijden gaan
Als ’t ijs niet sterk is, doe ‘k niet,
Daar vader mij zulks streng verbiedt.
Jongensspelen-8 De bat

Geloof mij maar, dat het mij spijt,
Mijn nieuwe bal ben ik reeds kwijt,
Ik sloeg hem straks zoo ver omhoog,
Dat hij de daken overvloog.
Jongensspelen-9 Wippen

Wie, jongens wipt er met mij meê?
Kom zet u dan; – aan weêrszij twee:
Met meerder komen wij niet klaar,
Want anders wordt de wip te zwaar.
Jongensspelen-10 Krijgertje

Jongens, wie mij krijgen kan,
Die, zeg ik, is een knappe man;
Gij krijgt mij niet, o, neen, o, neen,
Geen is als ik, zoo vlug ter been.
Jongensspelen-11 Vuur en licht

Pa zegt: ‘speel nooit met vuur of licht,
Want daardoor wordt soms brand gesticht,
Gij zijt daarvoor nog veel te klein,
Een kind moet steeds voorzigtig zijn!’
Jongensspelen-12 De Vlieger

Zie eens hoe hoog mijn vlieger gaat,
Hoe mooi hij in het luchtruim staat;
Geen vogel heeft haast zulk een vlugt;
Wat zweeft hy statig in de lucht!
Jongensspelen-13 Pijl en boog

Wie speelt er meê met pijl en boog?
Dat oefent beide, hand en oog!
Beproef dan of ge in gindsche punt,
Juist met uw pijltje mikken kunt!
Jongensspelen-14 Blindemannetje

Stil jongens, stil, loopt zachtjes voort,
Dat ’t blindemannetje u niet hoort!
Kom, zoek maar, blindeman, kom, zoek!
Maar kijk vooral niet door uw doek.
Jongensspelen-15 Soldaatje spelen

Kom aan, op schouder het geweer!
Houd hier de wacht; loopt heen en weer,
En toon steeds dat gij dapper zijt
En van den vijand ’t land bevrijdt!
Jongensspelen-16 Spelen – leeren

Lees nu dit lesje tot besluit,
En daarmeê is het boekje uit,
‘Leer steeds met vlijt, bemin de deugd
Eerst dan geeft ’t spelen reine vreugd!’

 

 

Schema van de Kamp van der Voort
Pagina Theodorus van der Voort

 

menu
(afgeschermd)