Aede Pieters (Postma) en voorouders

1672-jacobus-sibrandi-mancadan

Aede en mogelijk zijn vader en grootvader

Aede Pieters trouwt in 1666 in Hallum, maar komt uit Blija. In 1659 komt er een Piter Edes voor in het lidmatenboek van Blija en in 1620 trouwt een Aede Peters in Hallum en deze woont ook in Hallum. Overigens wordt er in de akte van Hallum Petters geschreven en in Dokkum noemt men hem Pieters. Waarschijnlijk is Piter Edes uit Blija de vader van Aede en Aede Peters diens vader, dus de grootvader van Aede Pieters die laat in de zestiende eeuw geboren is.
Veel bewijs is er niet voor te vinden, maar de namen zeggen veel, het feit dat allen uit dezelfde omgeving komen ook. Hallum en Blija hadden niet veel inwoners en anderen met de combinatie van de namen Aede en  Piter lijken er in die tijd in die omgeving niet te zijn.

Namen

De stamvader heet dus Aede Peters en de stamreeks is begonnen met Sybe Aedes die in 1940 overlijdt die overigens ook één van zijn zoons Aede noemt. Wat het lot van deze in 1901 geboren Aede is, weten we niet, ook niet of hij nog nakomelingen heeft die zijn naam dragen. Minimaal drie en een halve eeuw lang is de naam Aede door 10 generaties doorgegeven en belangrijk geweest voor het geslacht dat zich uiteindelijk Postma noemt.

Aede of AEde

edelhertDeze naam is in de 21ste eeuw helaas uit zwang geraakt. In 2014 zijn er nog slechts 28 mannen die de naam als eerste naam gekregen hebben en nog 13 waarvan het een volgnaam is.
Volgens de Nederlandse Voornamenbank is de oorsprong als volgt:
Verkorting van een Germaanse naam met als eerste lid Adel- of ad-. Ook het voorvoegsel ad- duidt op edel of adel. Ook de naam Adrianus kan de oorsprong zijn (vergelijk Aat, Aatje en Aad). Dan duidt het op herkomst, de Adriatische Zee, of heeft het de associatie met zwart, dus als aanduiding van haar- of huidskleur.  Blijkens plaatsnamen was de naam vroeger ook buiten Friesland en Groningen verbreid: Edingen (Enghien), in Henegouwen, uit Adenghem.

Postma

Anders dan de naam Aede, is de naam Postma veelvoorkomend. In 2007 zijn er ruim twaalfduizend dragers van de naam. De naam Posthuma komt achttienhonderd keer voor, Posma bijna 200 keer en Pasma ruim vierhonderd keer.

geboorte-schilderijHet Meertens Instituut geeft de volgende uitleg over de herkomst van de naam.
In de eerste plaats moet bij deze Friese naam gedacht worden aan naamgeving op grond van posthume geboorte, dat wil zeggen geboorte van het kind na het overlijden van de vader. Een aanwijzing voor dergelijke gevallen kan de combinatie voornaam en patroniem zijn als men de registers van naamsaanneming uit 1811-12 bekijkt, waarbij zowel voornaam als patroniem naar de voornaam van de vader verwijst, bijvoorbeeld: Wytze Wytzes (Postma) en bij deze stamreeks Aede Aedes Postma.
Daarnaast kan rekening gehouden worden met naamsverklaringen die ook voor de naam Post opgaan: een beroepsbijnaam voor een postbode, postmeester, wachter e.d., of een woonplaatsaanduiding voor iemand die bij een ‘(wacht)post’ woonde, of in een plaats met een naam als Buitenpost en dergelijke.

In Friesland komen voor:  Bûtenpost en Lytsepost beide horende bij Achtkarspelen. Er zijn geen tekenen dat ons geslacht Postma daar vandaan komt. We zien voornamelijk Ferwerderadeel en ook Dokkum in Dongeradeel. Geen Oostelijk Friesland dus, maar het Noorden.

De keuze van de naam heeft vrijwel zeker te maken de eerste verklaring die het Meertens Instituut geeft aan de naam, namelijk de geboorte van het kind na het overlijden van de vader. Dat overkomt de in 1749 geboren Aede Aedes Posthuma wiens vader Aede Jans in hetzelfde jaar en waarschijnlijk ook voor zijn geboorte overlijdt. We zien hem al in 1771 de naam Postma voeren bij zijn huwelijk.

Pake Aede Peters (of Petters of Pieters)

1620-trouwinschrijving-hallum-aede-peetersHet oudste boek van de Hervormde gemeente in Hallum begint in 1617. De Gemeente maakt gebruik van de St. Maartenkerk in Hallum, die ook wel de Grote Kerk wordt genoemd.

Aede Peters trouwt drie jaar later met Hylck Jans die dan in Dokkum woont. Zelf woont hij in Hallum. Bovenstaand is de inschrijving te zien, die is kort maar krachtig. Er staat: AEde Petters van Hallum met Hijlck Jans van Dockum.
Er is een inschrijving van ondertrouw in Dokkum op 18 maart 1620, waarschijnlijk staat er dat het de eerste proclamatie is, het is moeilijk te lezen. Onderstaand is de inschrijving te zien. Er gaan twee paren in ondertrouw, de onderste inschrijving gaat over Aede en Hijlck.
16200318-1e-proclamatie-dokkum-huwelijk-aede

De  derde proclamatie in Hallum (lees de bevestiging van het huwelijk) in Hallum zal vast ook in het voorjaar geweest zijn.

Misschien heeft men ook vuurwerken afgestoken voor dit huwelijk. Dit werd volgens een geschiedkundige uit 1850, Cannegieter, in de jaren na 1600 met regelmaat gedaan in Hallum, niet altijd tot vreugde van het kersverse paar zelf. Cannegieter schrijft dat zelfs de beste ter lande het vuurwerk afsteken.

De afbeelding is een uitsnede uit het schilderij van Joseph Furttbach dat hij maakte van een in 1645 afgestoken vuurwerk.

Grote of Sint-Maartenkerk

st-maartenkerk-hallumDe kerk was oorspronkelijk gewijd aan Martinus van Tours. Het romanogotische schip met spitsboogvensters uit de 13e eeuw heeft een noordelijke aanbouw met muurfragmenten van tufsteen (12e eeuw) en een dakruiter, de zogenaamde lytse toer. In 1464 werd tijdens de strijd tussem de Schieringers en Vetkopers de toren in brand gestoken. De zuidelijke aanbouw (15e eeuw) werd later ingericht als grafkapel en consistoriekamer. In de 18e eeuw kreeg de kerk steunberen. In 1806 werd de ingestorte (1804) zadeldaktoren herbouwd (gevelsteen boven ingang toren) met een ingesnoerde spits. In de toren hangt een klok (1542) van klokkengieters Geert van Wou en Johan ter Steghe en een kleinere klok (1648) van Jacob Noteman. De vijfzijdige koorsluiting (14e eeuw) is in 1865 vernieuwd.interieur-st-maartenkerk-hallum

In 1659 lijkt het echtpaar in Blija te wonen. Daar is een Ede Pijters ingeschreven als lidmaat samen met zijn vrouw. Haar naam staat er niet bij, wel dat ze is overleden in 1680. Het is niet zeker of dit over Aede Peeters en Hylck Jans gaat, maar het is mogelijk. Hylck is dan wel rond de 80 jaar oud geworden. Waarschijnlijker is het dat de aantekening gaat over kleinzoon Ede Pijters en diens eerste vrouw Imck Broers.
1659-inschrijving-lidmaat-blija-ede-peters
Als we kijken naar eventuele broers en zusters in Hallum dan is dat moeilijk te zeggen wie dat waren. Er zijn te veel personen die trouwen rond 1620 in Hallum en die het patroniem Peters hebben. Eventuele kinderen zijn wat gemakkelijker te bepalen omdat het patroniem Aedes of Edes minder vaak voorkomt. We vinden geen personen in de boeken van Hallum die in aanmerking zouden komen. Wel in de boeken van Blija / Hogebeintum.
* Piter Edes wordt als lidmaat genoemd in 1659 en laat zijn zoon dopen in 1663.
* Ebel Edes wonende in Blija trouwt in 1661 met Sierck Cornelis wonende te Hogebeintum.
* Isbrand Edes laat dochter Sybrich dopen in 1667.

Gebeurtenissen in Hallum

Rond 1850 schrijft Cannegieter een boekwerk genaamd ‘Beschrijving van het dorp Hallum in Ferwerderadeel’ en die beschrijving is uitgebreid en overigens uiteraard handgeschreven. Om het hele werk te lezen klik hier.
Een aanzienlijk deel van wat Cannegieter schrijft gaat over de geschiedenis van het dorp en zo weten we wat meer over wat Aede Peters heeft meegemaakt in de periode 1600 – 1650.

Net voor het jaar 1601 zijn er blijkbaar bij Hallum nieuwe dijken aangelegd. De meieren (boeren) die het land in gebruik hebben genomen dienen geld af te dragen aan het klooster dat blijkbaar het land in bezit heeft gekregen, maar mogen niet rekenen op enige vergoeding van eventueel te maken kosten om het land bebouwbaar en droog te houden en de kosten van het bouwen en onderhouden van de dijken.

De prachtige foto van de dijk bij Noorderleeg – Hallum is heel toepasselijk gemaakt door Henk Postma.

In 1617 wordt de Snellemerckt afgeschaft middels een resolutie van de Staten van Vrieslandt die bijeenkwamen op de Landsdag op 17 april in Leeuwarden. Friesland is dan opgedeeld in Oostergoo, Westergoo, de Sevenwolden en de Steden. De Snellemerckt is waarschijnlijk de markt waar onder andere potten en kruiken verkocht werden. Snelle zou dan komen van Snellen, een Duits type aardewerk. Het is een jaarmarkt, omschreven als groot en voortreffelijk, waar kooplieden uit Brabant, Holland en Utrecht kwamen. Blijkbaar waren er te veel ongeregeldheden zodat de markt geweerd moest worden uit Hallum, of beter gezegd Bartlehiem dat onder Hallum ligt en dat we nu kennen door de Elfstedentocht. Maar die ongeregeldheden lijken een beetje een excuus te zijn, want de markt wordt voortaan in Leeuwarden gehouden en er is geen reden om aan te nemen dat het wijzigen van de locatie nu zo veel invloed gehad zal hebben op het gedrag van de handelaren en het publiek. Nee waarschijnlijk is de hoofdreden wat wordt aangegeven als “op het begeren van den Grietman Rienick van Burmania”.

Op de foto is een kruik uit 1600 te zien van het type Siegburger Schnelle.

In hetzelfde jaar wordt de meest aanzienlijke state in Hallum, de Offringa State of Offriga Burg verbouwd, ten dele opnieuw opgebouwd. De state stond op de dorpsterp van Hallum, net ten westen van de kerk. Men had in de eeuwen dat het bestond uiteraard al het nodige verbouwd. Uiteindelijke werd er uitgebreid en er werd een flinke zaal aangebouwd. Met name deze zaal begon te verzakken, naar bleek omdat de fundering precies in een oorspronkelijke waterput geslagen was. Die moest dus weer vanaf de grond worden opgebouwd.

De oorsprong van Offingaburg ligt mogelijk in de 11e eeuw of eerder als een van de verdedigingsburchten langs de kust van de Middelzee.
De Offinga State zal ongetwijfeld de oudste van de states in en rond Hallum zijn. Een aanwijzing daarvoor is het feit dat het huis binnen de huidige weg rond de oude dorpskern stond, op de westzijde van de grote dorpsterp. Vrijwel zeker hoorde het hele gebied binnen de ‘ring’ bij deze state, getuige het feit dat tot in de 19e eeuw de huizen op b.v. de Lange- en Hegebuorren grondpacht moesten betalen aan de eigenaar van Offinga State. Ook de weg van Leeuwarden naar Holwerd maakte een lange bocht rond de oostkant van de terp, tussen de grondgebieden van Offinga-, Goslinga- en Sythiema State door. De weg aan de westzijde is pas later dwars over het grondgebied van Offinga State aangelegd.
Het zal bewoond zijn geweest door het geslacht Offingahuizen dat al in 1045 vermeld wordt onder de edelen van Friesland.

We zien op de afbeelding de Offringastate getekend in 1722 door J. Stellingwerf.

In 1640 wordt het Huis van Berouw gesticht door Allardt Pieter van Jongstal of Jongestal, raadsheer in het Hof van Friesland. De officiële naam van dit huis is de Jongestal State. Allardt liet dit huis bouwen op de plaats waar de Ondersmastate stond, deze moest daarvoor wijken. De nieuwe state moet uit zeer ruime beurs gebouwd zijn geweest. Volgens een door Cannegieter genoemde niet nader gedateerde acte zou het huis voorzien geweest zijn van `poorten, gragten, cingels, homeyen, ringmuren, boomen en plantagien, mitsgaders bloemen- en keukentuinen, schiphuis c.a’. Op het met zink beslagen platte dak vond men een ‘bassin met goudvisschen’. Allard Pieter had vrijwel zijn hele vermogen aan het huis had besteed en trouwde een onvermogende vrouw, dus kreeg waarschijnlijk spijt van zijn architectonische uitspattingen. Dit gaf het huis de bijnaam Huis van Berouw.

Ook deze state is door J. Stellingwerf prachtig vastgelegd in 1723.

1648 is een belangrijk jaar voor het dorp. De Staten van Friesland verlenen toestemming aan de Hallumse heren Petrus Jongestal (zoon van de bovengenoemde Jongestal), Epo van Douma, Schelte van Abbinga en Haring van Sijtthiema om een vaart en trekweg aan te leggen van Hallum tot aan de Dokkumer Ee. Natuurlijk was dit niet uit een soort van liefdadigheid. Buiten dat de heren hun eigen handel beter konden voeren, verwierven zij het recht om tol te heffen. Deze vaart heeft een grote betekenis gehad voor het welvaren van Hallum omdat de aan te voeren en af te voeren goederen nu niet alleen over land, maar ook over water vervoerd konden worden naar onder andere Leeuwarden en Dokkum.

Heit Piter Edes

Over de (vermeende) vader van Aede Pieters is niet veel terug te vinden. Op dezelfde pagina in het lidmatenboek van de Hervormde Gemeente Blija en Hogebeintum als de bovenstaande Aede Peters staat hij ingeschreven.

Het is een korte vermelding. Er staat Piter Edes & sijn Vrouw.
Buiten dat staat er nog een Piter Edes in het doopboek van de gemeente in 1663. Gedoopt wordt Baucke. Baucke zou een nakomertje kunnen zijn of uit een tweede huwelijk. Het kan ook een andere Piter Edes zijn.

Kleding in de tijd van Piter

Piter zal dus rond 1640 geboren zijn. Zo’n 20 jaar later komt ene Andries Schoemaker ter wereld. Andries wordt koopman in Amsterdam en start een verzameling van historische en topografische afbeeldingen, dit groeit uit tot een enorme collectie die bekend staat als ‘De Atlas Schoemaker’ met ongeveer 9.000 bladzijden en meer dan 2.600 afbeeldingen. De illustraties maakte hij zelf, of liet hij door Cornelis Pronk (1691-1759) en diens leerling Abraham de Haen (1707-1748) vervaardigen.
Hij laat ook afbeeldingen maken van Hallum (zie de pagina over de kleinzoon van Piter Jan Aedes), maar ook afbeeldingen waarop de kledij te zien is die men zoal in Friesland droeg in de tijd van Piter en zoon Aede.

Aede Pieters

Hoofdpersoon: Aede Pieters
Ouders: Pytter (Aedes ?) en ?
Geboren: ca. 1640, Blija ?, Ferwerderadeel, Friesland
Huwelijk 1: 26 augustus 1666, Hallum en Blija, Ferwerderadeel – Friesland
Huwelijkspartner 1: Imck Broers
Huwelijk 2: 14 januari 1683, Hallum en Blija, Ferwerderadeel – Friesland
Huwelijkspartner 2: Jetske Lourens
Overlijden: Na 1705

Aede Pieters wordt waarschijnlijk rond 1640 geboren in Blija. In ieder geval staat op de huwelijksaktes dat hij daar vandaan komt, dus hij woonde daar zeker vanaf 1666.

Eerste huwelijk

Hij trouwt op 25 augustus 1666 met Imck Broers die uit Hallum komt. Vandaar waarschijnlijk dat er twee maal getrouwd werd, in de kerk van Imck te Hallum en in de kerk van Aede te Blija.  Onderstaand links zien we de inschrijving in het kerkboek van Blija, rechts de inschrijving in Hallum.

Kinderen eerste huwelijk
Voornamen Doopdatum Doopplaats
Haentije 21 april 1667 Hallum, Ferwerderadeel, Friesland
Trijntie 22 februari 1674 Hallum, Ferwerderadeel, Friesland
Tweede huwelijk

Het tweede huwelijk van Aede is in 1683, hij is dan vast al zo’n beetje 40 jaar oud, of iets ouder. Zijn partner Jetske Lourens is 41 jaar oud en wordt in juni van dat jaar 42. Ook voor Jetske is het een tweede huwelijk. Haar eerste partner heette Jan Juws.
Jetske wordt gedoopt in Hallum op 1 juli 1641. Ze is het jongste kind van Lowrens Wigboutses en Fopck Sytsedochter, die ook beiden in Hallum gedoopt zijn, maar op belijdenis in 1625. Het is dus niet zeker dat beiden ook echt in of rond Hallum geboren en getogen zijn. Ze heeft minstens twee oudere broers en twee oudere zussen, de oudste broer, Sijts, scheelt 16 jaar in leeftijd.
Als ze 21 jaar oud is, treedt ze op 27 juli 1662 in het huwelijk met Jan Juws. Pas in 1670 op 3 april zien we een registratie van een doop van waarschijnlijk een dochter; Fopke, gevolgd door Fopk die gedoopt wordt op 4 juni 1671. In mei 1678 zien we Jan nog vermeld staan in een brief die is opgenomen in het lidmatenboek. Daarna is er geen registratie van of over hem meer te vinden. Hij is dus overleden na mei 1678 en voor 1783. Het is aannemelijk dat Jetske en Jan Juws meer dan twee kinderen hadden. Jetske wordt nog genoemd in het lidmatenregister van de hervormde gemeente Hallum op 14 april 1663 als ze belijdenis doet. Zie de afbeelding rechts.

Kind tweede huwelijk
Voornamen Doopdatum Doopplaats
Jan 8 juni 1684 Hallum, Ferwerderadeel, Friesland
Beroep

Over het beroep van Aede zouden we normaal gesproken niets geweten hebben, ware het niet dat de al bovenstaand genoemde Cannegieter hem noemt bij een gebeurtenis in 1704. Er blijkt dan dat de kerk door ouderdom al wel een opknapbeurt nodig heeft en dat een storm die in het voorjaar gewoed heeft dusdanige beschadigingen heeft aangericht dat de kerkvoogden de kerk laten restaureren. De opdracht wordt gegeven aan twee meester timmerluijden en metselaars uit Hallum te weten Aede Pijters en Jelger Heeres.
Hij was dus meester timmerman en een aanzienlijke, want de opdracht werd natuurlijk het liefst in het eigen dorp belegd, maar dat hoefde niet perse. Het kwam regelmatig voor dat de opdrachten naar vakmensen uit omliggende plaatsen vergeven werden. Hij zal dus goed geweest zijn in zijn vak.

Het tweetal verdient er meer dan een aardige cent aan. De werkzaamheden, die uitgevoerd worden in de jaren 1704 en 1705 volgens het onderstaande verslag van Cannegieter levert hen 5.000 gulden op. Dat zou nu omrekenen naar een krappe € 60.000,-. Ze zullen niet elke dag aan de slag geweest zijn, het was uiteraard ijs en weder dienende en er zullen ongetwijfeld in die maanden ook andere opdrachten uitgevoerd zijn.

Om die vijfduizend gulden verder in perspectief te zetten. Een liter bier kostte in die tijd ongeveer een stuiver. Er gingen 28 stuivers in een Friese florijn (zie de afbeelding). Zestigduizend euro zou voor twee personen nu een aardig jaarsalaris zijn, als we dat als een netto bedrag zien boven modaal (ca. € 28.000,-). We moeten dat echter anders zien. Gemiddeld moest ‘Jan Modaal’ rondkomen van een inkomen dat naar ruwe schatting iets meer dan vijf procent was van dat van de huidige modale werknemer, dus omgerekend van € 1.400,-. Dan is zestigduizend euro ineens een enorm bedrag. De twee meesters timmerluijden zullen dan ook tot de welgestelden van het dorp behoord hebben.

Nu is dit in die jaren niet de enige aantekening over de reparatie aan de kerk. Ook in 1697 wordt er het nodige aan de kerk opgeknapt en ook dat kost een flinke duit. Er staan geen namen bij, maar het is aannemelijk dat ook deze werkzaamheden zijn uitgevoerd door Aede en Jelger of één van beiden.

We nemen aan dat de zoon van Aede, Jan, die later ook meester timmerman wordt, meegeholpen heeft de klussen te klaren.

Er begint zich een beeld te vormen van generaties timmerlieden in Hallum en het is zeker niet uit te sluiten dat de vader van Aede en zijn grootvader ook meester timmerlieden waren.

 

Bronnen en foto’s: Meertens Instituut, Nederlandse Familienamenbank, Nederlandse Voornamenbank, Wikipedia, Alle Friezen, Familysearch, zoekakten.nl, home.kpn.nl/pagklein/gemeente/frplaats.html, routeyou.com, stinseninfriesland.nl, dossier-moddergat.nl (foto van de dijk bij Hallum van Henk Postma). Geschiedkundige aantekeningen Hallum / D. Cannegieter, Tresoar, muntgewichten.com, sites.google.com/site/hollandsezedenengewoonten over de kleding in de tijd van Piter
Naar het stamreeksschema