Hoofdpersoon: | Gerardus Andreas Mallée |
Ouders: | Johannes Gerardus Mallee en Christine Koelega |
Geboorte: | 16 juli 1796, Den Haag – Zuid-Holland |
Huwelijk 1: | 9 mei 1821, Den Haag – Zuid-Holland |
Huwelijkspartner 1: | Geertrui Pieternel Verheij |
Huwelijk 2: | 27 april 1825, Den Haag – Zuid-Holland |
Huwelijkspartner 2: | Adriana Christina Keyzer |
Overlijden: | 27 maart 1870, Den Haag – Zuid-Holland |
Geboorte
Later sticht Gerardus zelf een groot gezin, maar hij wordt geboren in een gezin dat nog omvangrijker is, dertien kinderen. Hij is de tweede zoon van Christine Koelega en (Johannes) Gerardus Mallée. Hij heeft één broertje dat drie jaar ouder is. Verder volgen er nog acht broers en drie zusjes. Er worden in de familie Mallee meer jongens dan meisjes geboren. Opa Simon heeft negen kinderen, waarvan slechts één dochter, vader Gerardus heeft dertien kinderen, waarvan drie dochters, Gerardus zelf krijgt elf kinderen, één met onbekend geslacht (doodgeboren), zeven zoons en drie dochters.
Als Gerardus trouwt in 1821 is zijn jongste broertje pas 4 jaar oud en had zijn eigen kind kunnen zijn.
Eten
Wat heeft hij zoal in zijn jeugd gegeten? Er waren natuurlijk de aardappelen en brood. Inmaken deed moeder Christine zelf, blikgroenten bestonden pas in de herfst van het leven van Gerardus. Kaas en melk werden aan de deur gebracht door de melkman of melkboer. De melk werd vervoerd in houten vaten, die vaak met slootwater werden schoongemaakt. Het rondventen van de melk ging in de stad vaak met een transportfiets met een houten bak en soms een laag plateau waarop twee melkbussen konden staan. Er werd ook gevent met paard en wagen en hondenkarren.
Opgroeien in een groot gezin zal betekend hebben dat er een behoorlijke taak lag voor vader Gerardus en moeder Christine om alle monden te voeden.
Vader had gelukkig een goede baan, moeder zal zich voltijds met het huishouden beziggehouden hebben. Waaronder koken voor een heel groot gezin. Dingen die in de jeugd van Gerardus gegeten werden waren erwtensoep en éénpansgerechten met aardappelen, groente van het seizoen en als het een goede dag was ook een stukje vlees, of worst. Gestampt werd er nog niet, stampotten werden pas populair in het laatste kwart van de negentiende eeuw. Oliebollen werden gegeten bij feestelijkheden, maar heten in die tijd oliekoeken.
Huwelijk
Gerardus trouwt op 27 april 1825 met de vier jaar jongere Geertrui Pieternel Verheij. Ongeveer een jaar na het huwelijk wordt er een kindje doodgeboren. Geertrui komt op dezelfde dag te overlijden. Drie jaar later, op 27 april 1825, trouwt Gerardus wederom in Den Haag, met de twee jaar jongere Adriana Christina Keyzer. Zij is geboren op 27 januari 1798 in Den Haag en wordt daar een dag later gedoopt. Ze overlijdt twintig jaar eerder dan Gerardus op 28 december 1850. Ze is dan 52 jaar oud.
Bij de huwelijkse bijlagen vinden we ook een document van de Nationale Militie waarop het signalement van Gerardus is geschreven. Zie onderstaand. Overigens staat er ook nog op het document dat hij zelf in dienst getreden is in 1816 en daarmee aan zijn dienstplicht heeft voldaan.
Adriana Christina Keyzer is de dochter van Adrianus Keyzer en Margaretha Henne. De ouders van moeder Margaretha zijn Christoffel Henne, afkomstig uit België, Luik en Hillegond Vernou, weliswaar geboren in Den Haag, maar gezien de achternaam zullen ook haar voorouders uit België, Frankrijk of Zwitserland stammen, waarschijnlijk uit Frankrijk. Er zijn drie plaatsen in Frankrijk die Vernou heten en waar wellicht de achternaam van Hillegond vandaan komt: Vernou-en-Sologne, Vernou-sur-Brenne en Vernou-sur-Seine.
Ook vader Adrianus heeft een voorouder met een niet erg Nederlands klinkende naam; Balgant of Belgant, hetgeen op België wijst, die in de 17e eeuw opduikt in Amersfoort.
Kinderen
Eerste huwelijk met Geertrui Pieternel Verheij
Voornamen | Geboortedatum | Geboorteplaats |
NN (doodgeboren) | 1 februari 1822 | Den Haag – Zuid-Holland |
Tweede huwelijk met Adriana Christina Keyzer
Voornamen | Geboortedatum | Geboorteplaats |
Johannes Gerardus | 14 november 1825 | Den Haag – Zuid-Holland |
Henriette Jeanne | 14 november 1825 | Den Haag – Zuid-Holland |
Adrianus Carel | 17 juli 1827 | Den Haag – Zuid-Holland |
Catharina | 26 februari 1829 | Den Haag – Zuid-Holland |
Adrianus Karel | 10 april 1830 | Den Haag – Zuid-Holland |
Carel Willem | 23 maart 1832 | Den Haag – Zuid-Holland |
Johannes Gerardus Wilhelmus | 7 november 1833 | Den Haag – Zuid-Holland |
Marinus Adrianus | 24 oktober 1835 | Den Haag – Zuid-Holland |
Willem Carel | 11 mei 1837 | Den Haag – Zuid-Holland |
Gerardina Jacoba | 27 februari 1840 | Den Haag – Zuid-Holland |
Beroep
Het beroep van Gerardus is wielenmaker en wagenmaker. Het moeilijkst te maken waren de wielen. Zie onderstaand stukje. Een wagenmaker maakte, zeker in de grote stad, niet alleen wagens, maar ook koetsen.
Over het maken van wielen
Voor de spaken van de wielen werd rechtdradig hout uitgezocht waaruit de spaken gekloofd werden. Om ervoor te zorgen dat de spaken strak in de wielen zouden zitten en niet zouden rammelen was het belangrijk dat het hout zeer droog was. Daarom werden de spaken enkele jaren te drogen gelegd voor ze verder afgewerkt en toegepast werden.Het afwerken gebeurde met een snijmes. De spaken kregen een ovale doorsnee met aan het ene eind een ronde pen met een gleufje, waarin na bevestiging in de velg een spie geslagen kon worden. Het andere eind kreeg een platte pen.
Het aantal spaken per wiel kon variëren, veelal waren het er twaalf. Het middendeel van het wiel, de dom, werd gedraaid. Daartoe gebruikte men een groot draaiwiel dat door enkele helpers in beweging gebracht werd en dat via een drijfriem in verbinding stond met een draaibank. In het geval van een twaalfspakig wiel werden twaalf rechthoekige gaten in de dom uitgekapt waarin de uiteinden van de spaken met de platte pen werden gestoken.De velg bestond uit zes segmenten. In beide kopse kanten van elk segment werd een gat geboord. In die gaten werden ronde pennen aangebracht. Deze konden van hout zijn of van metaal en worden ook dook en drevel genoemd. In de binnenkant van elk segment werden twee ronde spaakgaten geboord. Tenslotte werden de velgsegmenten voorzichtig aan het twaalftal spaken geslagen, die reeds in de dom gestoken waren.Nadien werd het wiel naar de smid gebracht die er een ijzeren band omheen legde, die nog roodgloeiend was om te voorkomen dat de band eraf zou lopen. Als de band strak om het wiel gekrompen was werd er een gat door de dom geboord. Daarin werd een taps toelopende bus aangebracht waarin later de as moest draaien. De as was evenals de bus kant en klaar gekocht.
Bronnen en foto’s: Haags Gemeente Archief, wiewaswie.nl, Wikipedia, Nationaal archief |
Terug naar het schema |
menu (afgeschermd) |