Aede Jans

Hoofdpersoon: Aede Jans
Ouders: Jan Aedes en Gryttje Meynerts
Gedoopt: 1 januari 1722, Hallum, Ferwerderadeel, Friesland
Huwelijk: 5 juni 1740, Marrum, Ferwerderadeel – Friesland
Huwelijkspartner: Baukjen Andries
Overlijden: 1749, Marrum, Ferwerderadeel, Friesland

Geboorte en jeugd

17220101-doopinschrijving-aede-jans

Aede wordt gedoopt op 1 januari 1722 in de Hervormde Gemeente in Hallum. Hij is de zoon van Jan Edes en Gryttje Meynerts.
Vader Jan is in 1722 volgens de doopinschrijving timmerman. In latere aktes staat hij aangegeven als meester timmerman.
Moeder Gryttje is de tweede vrouw van vader Jan. Uit de eerste vrouw is Janke geboren in 1710, die is, er van uitgaande dat ze nog leeft als Aede geboren wordt, 12 jaar ouder dan Aede. Hij heeft ook een oudere zus Taetske (1717) en broer Meinert (1719). Na Aede worden er twee zusjes geboren; Hiltje (1724) en Ljumme (1732). Ook heeft Aede een jonger broertje die vreemd genoeg ook Aede heet. Dit is vrij uitzonderlijk, zeker in Friesland. Deze tweede Aede is ook lang genoeg blijven leven om te trouwen. De tweede Aede wordt geboren in 1729. Mogelijk was onze Aede ziek en vreesde men voor zijn leven en werd daarom maar vast voor de zekerheid het nieuwe kindje Aede genoemd. De vernoeming van de vader van vaders kant was immers heel belangrijk.

Hallum op tekening

In 1660 komt ene Andries Schoemaker ter wereld. Andries wordt koopman in Amsterdam en start een verzameling van historische en topografische afbeeldingen, dit groeit uit tot een enorme collectie die bekend staat als ‘De Atlas Schoemaker’ met ongeveer 9.000 bladzijden en meer dan 2.600 afbeeldingen. De illustraties maakte hij zelf, of liet hij door Cornelis Pronk (1691-1759) en diens leerling Abraham de Haen (1707-1748) vervaardigen. Er is ook een aantal tekeningen van Hallum en de omgeving.

Onderschrift: Nabij Halem in Ferwerderadeel Aan de trekvaart in Oostergo Onderschrift: een gepacht buijten het dorp Hallem


Onderschrift: Halem van binnen ? ? tot aan de brouwerij van de Vijfhoek


Onderschrift: Het dorp Hallum: aan de ? of Reese wegh in Ferderderadeel

Huwelijk

We zien alleen een akte van ondertrouw uit de gemeente Marrum Westernijkerk. De ondertrouw vindt plaats op 5 juni 1740. Eigenlijk heet het dan geen ondertrouw maar proclamatie hetgeen zoiets als aankondiging betekent. Het paar is wel getrouwd in Marrum, dat staat vermeld, maar er is geen datum bijgeschreven. Meestal was dat een week of twee na de aankondiging.

17400605-huwelijk-aede-jans-en-baukjen

Baukjen Andries

Baukjen wordt gedoopt op 28 augustus 1718 in Marrum. Ze is de dochter van Andres Jans, smid in Nijkerk.
Ze is samen met tweelingzusje Trijntje de jongste uit het gezin. Ze heeft een oudere broer Jan, maar die is al overleden als zij ter wereld komt. Waarschijnlijk leven oudste zus Froukjen (uit 1709) en de broertjes Jan (uit 1714) en Pijtter (uit 1714) nog wel.

Wie de moeder van Baukjen is, is onduidelijk. Ze wordt niet genoemd in de doopinschrijvingen. Baukjen krijgt alleen zoons en dus wordt er niet naar een vrouw vernoemd. Over haar broers en zussen is niets terug te vinden. Of ze verhuizen, of geen van hen bereikt de volwassen leeftijd of treedt in het huwelijk. We kunnen dus ook daar niet afgaan op vernoemingen en moeten dan helaas vaststellen dat de naam van de moeder van Baukjen wel altijd een raadsel zal blijven.

Kinderen

Voornamen Doopdatum Doopplaats
Jan 17 november 1741 Marrum, Ferwerderadeel, Friesland
Andries 19 mei 1743 Marrum, Ferwerderadeel, Friesland
Jan 20 maart 1746 Marrum, Ferwerderadeel, Friesland
Aede 28 september 1749 Marrum, Ferwerderadeel, Friesland

Rampen

In 1729 heerste er een influenza pandemie die in de winter in Rusland begon en zich al snel naar Europa uitbreidde. In de jaren er na braken er opnieuw influenza pandemieën uit, volgens sommigen waren dat geen nieuwe uitbraken, maar een soort herhalingen, maar bij later onderzoek houdt men het toch op nieuwe varianten en nieuwe uitbraken. De sterfte was hoog, ook in Friesland heeft de griep vele slachtoffers geëist.

Nu was dit helaas niet de enige ramp in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Ook de veepest zorgde voor vele slachtoffers, direct onder het vee en indirect onder de bevolking vanwege het gebrek aan inkomen met als gevolg dat er honger geleden werd. Om aan te geven hoe veel consequenties de veepest uitbraken hadden:  In Friesland gingen tussen december 1713 en februari 1715 ruim 66.000 runderen dood. Bij de volgende besmettingsgolf lieten in die provincie tussen november 1744 en augustus 1745 zo’n 135.000 stuks vee het leven, hetgeen meer was dan 80 procent van de totale veestapel.

Aede zal niet direct last gehad hebben van de veepest gevolgen. We zien vlak voor zijn dood dat hij een redelijk vermogend man was. Of de influenza in het gezin nog schade heeft aangericht, misschien wel. Er zijn weinig overlijdens aantekeningen bewaard gebleven, dus we weten niet welke familieleden van Aede zijn overleden in die periode en hoe. We weten wel dat in 1744 bij de volkstelling het aantal gezinsleden in het huishouden van Aede 3 is. Dat betekent dat één van de twee eerstgeborenen overleden moet zijn. Aede zelf overlijdt jong, maar wel na de influenza-golf.

1744 – Volkstelling

In 1744 werd er een volkstelling gehouden. Wegens klachten over de slechte handel en scheepvaart werd door de Staten overwogen of de z.g. havenpachten zouden kunnen worden afgeschaft. In plaats daarvan zou een jaarlijkse quotisatie op de huisgezinnen geheven worden. Om de opbrengst van deze quotisatie vooraf te kunnen beoordelen, werden ingevolge resolutie van 13 maart 1744 alle grietenijen en steden aangeschreven staten in te zenden. Omdat er zo compleet in kaart is gebracht, kunnen we spreken van een volkstelling.

Grietenij

Een grietenij is een voorloper van de huidige Nederlandse gemeente met name in de provincie Friesland. Van het eind van de 16e eeuw tot 1851 waren er in Friesland in totaal 30 grietenijen. Het woord ‘grietenij’ betekent ‘bestuursgebied van een grietman’, en het woord ‘grietman’ houdt verband met ‘groeten’. De grietenijen maakten deel uit van de kwartieren (regio’s) Oostergo, Westergo en Zevenwouden.

Bij de gemeentewet van 1851 werd de benaming ‘grietenij’ vervangen door ‘gemeente’ en ‘grietman’ door ‘burgemeester’, zodat in heel Nederland dezelfde naamgeving werd gebruikt.

Hallum en Marrum vielen onder de Grietenij Ferwerderadeel en dat viel weer onder het kwartier Oostergo. De grietmannen tijdens het leven van Aede en Baukjen waren: 1709 – 1722 Jonker Binnert Heringa van Grovestins, 1722 – 1729 Jonker Allard van Burum, 1729 – 1770 Horatius Hiddema van Knyff, 1770 – 1790 Imilius Josinus de Schepper.

 

De gegevens werden vastgelegd in de Omschrijvinge van familiën die mager aan gegevens is, maar wel compleet bewaard gebleven. Volgens deze bron telde Friesland destijds (zonder de eilanden) 135.133 inwoners. In de lijsten staan de namen der gezinshoofden, de gezinsgrootte (niet gespecificeerd) en het aangeboden bedrag. Mensen die niets aanboden werden onderscheiden in drie categorieën: vermogend (wel in staat, maar onwillig), insolvent (niet in staat) respectievelijk gealimenteerd (bedeeld, armlastig).
(bron: P. Nieuwland. Friezen gezocht)

We zien onderstaand dat Aede 2 caroli gulden aanbiedt. Hij hoeft dus niet geclassificeerd te worden als vermogend, insolvent of gealimenteerd. Als hij niets had aangeboden was hij in de eerste categorie, vermogend, beland.

1744-volkstelling-aede-jans

1749 – Quotisatie

In de quotisatiekohieren staat het volgende:

Plaats: Ferwerderadeel
Bijzonderheden:
Locatie: het dorp Marrum
Aantal volwassenen: 2
Aantal kinderen: 2
Aanslag: £ 25:3:-
Verhoging: £ 3
Bewoner
Aede Jans
Diversen: timmerman, redelijk

Hij betaalt uiteindelijk dus een ruime 28 carolus gulden en dat is bovengemiddeld als we naar zijn plaatsgenoten kijken. Om dit bedrag naar waarde te schatten; 28 gulden was een half jaarloon van een boerenknecht.

Klik hier om meer over de quotisatie te lezen.

Beroep

Meester timmerman

Aede is timmerman, meester timmerman om precies te zijn, net als zijn vader voor hem. Hij zal er een goed bestaan uitgehaald hebben, zo blijkt uit de quotisatie, waarin zijn inkomen als redelijk gekwalificeerd wordt. Een timmerman werd voor van alles en nog wat ingeschakeld, voor het maken van meubels, landbouw benodigdheden, wagens, schepen, huizen. Als hij zich vooral gericht had op het maken van schepen of wagens had dat waarschijnlijk vermeld geweest (bijvoorbeeld scheepsmaker). We gaan er van uit dat hij zich met name gericht heeft op het bouwen van huizen en schuren en wellicht restauratiewerkzaamheden net als zijn opa dat deed.

Overlijden

Hij overlijdt heel jong op 27 jarige leeftijd in 1749. Hij woont dan in Marrum. Zijn jongste zoon is dan nog niet geboren. Zijn vroegtijdig overlijden schenkt het nageslacht wel de achternaam Postma. De jongste zoon Aede, die na zijn dood ter wereld komt, voert de naam als eerste. Hij doet dat om aan te geven dat hij geboren is na het overlijden van zijn vader.

Bronnen en foto’s: Alle Friezen, Tresoar, Wikipedia, erfskipterpdoarpen.nl, marrumonline.nl, Marrum door de eeuwen heen geschreven door Henk Hoekstra, J.F. van der Steen – schilderij van Christen Dalsgaard, Schilderij van Edward Henry Potthast, rampenpublicaties.nl, Gesel van veepest brengt boeren tot de bedelstaf – W.B. Kranendonk, City Tower Marrum
Terug naar het schema